Lance_couchBart Toorenaar schreef een mooi, gemeend stukje over Lance Armstrong. Of beter gezegd – over de Armstrongdocu ‘Stop at Nothing’, die nog tot eind augustus via Uitzending Gemist te zien is. Een vaardig gemaakt document met een titel die ik als ‘nagel op de kop’ zou willen bestempelen. Toorenaar zag de film en raakte bevestigd in zijn mening over Armstrong, een mening die je vaker hoort: Armstrong was een meedogenloos heerser, zijn rijk gestoeld op intimidatie en doping. Desondanks blijft hij voor altijd een van de meest intrigerende figuren uit de wielergeschiedenis. Voor wie die historie een beetje kent – dat is nogal wat.

Toorenaar heeft an sich gelijk in zijn analyse. Ja, Lance was een uniek figuur. Een Icarus die dacht dat er niet zoiets bestond als ‘te dicht tegen de zon vliegen’. Iemand die de hele wereld te slim dacht af te zijn en alleen verantwoording aan zijn moeder wenste af te leggen, en misschien dat zelfs niet. Een man die zonder met de ogen te knipperen talloze malen meineed pleegde, mensen tot dopegebruik zou hebben gedwongen en meerdere heroïsche ‘ik deug’-speeches hield. Om uiteindelijk bij godbetert Oprah Winfrey de ban te breken. Het was list, bedrog, dwaling geweest. Het speet hem zeer. Nou ja, dat zei ie eigenlijk niet, maar toch. Vergeet het wielrennen – Lance Armstrong is een van de markantste figuren uit de geschiedenis van de psychologie.

En toch. Toch was ik een stuk minder opgezet met de genoemde docu dan Toorenaar. Ik vond het allereerst een hoop oude wijn in nieuwe zakken. Dezelfde tegenstanders als altijd kwamen maar weer eens ruim aan bod. Tyler Hamilton, David Walsh en natuurlijk de onvermijdelijke Betsy Andreu. Ze vertelden nog maar eens van kwalijk gedrag, intimidatie, behandelkamers in Indianapolis. En terwijl ik het nogmaals aanhoorde dacht ik aan de befaamde woorden van Tim Krabbé over doping in de sport – ‘Het is niet eerlijk, jij zwemt harder.’ Ik begon de verzamelde tegenstand een club hypocrieten te vinden. En, hoe waar de conclusies van Toorenaar en vele anderen misschien ook zijn – ze zijn uiteindelijk irrelevant. De echte tragedie van Lance Armstrong ligt heel ergens anders.

Dat Lance Armstrong een klootzak is, staat wel buiten kijf. Dat hij zelfs een beetje de kroon spant in het ‘klootzak-zijn’ ook. Anders pleeg je geen broodroof op mensen uit rancune. Maar zelfs als Lance de grootste klootzak aller tijden is (en dat met maar één bal) – het doet er niet toe. In de documentaire komt hij naar voren als geldwolf, ziekelijk ijdel en ambitieus, een nietsontziende figuur die over lijken gaat. Maar zouden Tiger Woods, Pete Sampras, Muhammed Ali, Eddy Merckx en Michael Schumacher écht anders in elkaar steken? Prince, David Bowie, Mick Jagger? Ik denk het niet. En dat zet de claims van de talking heads in de documentaire wat mij betreft wel in een ander daglicht. Want als je even niet meegaat in het ‘Lance is de Duivel’-principe, wat rest er dan nog? Juist, een tragische zondebok voor de treurigste periode uit de geschiedenis van de sport.

Verder is er ook nog wel wat af te dingen op de sprekers in de film. Iets dat de te gekleurde docu niet doet. David Walsh is bewonderenswaardig lang tegen de stroom ingegaan, maar hij is ook een malle figuur geworden die in zijn eigen mythe is gaan geloven. Hij heeft uiteindelijk niets bewezen, dat heeft USADA gedaan. Verder dacht hij dat een paar maanden bij Sky rondlopen en drie prullenbakken omkeren wel volstaat om te beweren dat er geen dope wordt gebruikt. Dan denk je dat je alles kunt doorzien.

Greg Lemond is beschadigd door Armstrong, maar heeft volgens ingewijden ook wel wat boter op het hoofd. Tyler Hamilton en Floyd Landis worden neergezet als marionetten, nog net niet in een laboratorium gefabriceerd. Maar waarom gingen zij na de ‘wurggreep’ van Lance dan nog zo lang door met doping gebruiken? Zouden ze dan gewoon niet zoveel verschillen hun voormalige ‘boss’? En is het intimidatieverhaal een aardige nooduitgang om nog wat reputatieschade te beperken?

Frankie AndreuTot slot het echtpaar Andreu. Allereerst: ik geloof dat Lance Armstrong oprecht was toen hij onder ede verklaarde ‘te doen te hebben met Frankie Andreu’. Dat heb ik namelijk ook. Je zou maar met Betsy Andreu getrouwd zijn. In haar personage komt zo ongeveer heel de hypocrisie rondom Lance tezamen. Als ze al die jaren zoveel problemen met hem en dopegebruik had – waarom zijn zij en Frankie dan zo lang in zijn entourage blijven hangen? Waarom is Frankie ondanks de serieuze waarschuwingen van zijn vrouw toch dope blijven gebruiken? Betsy Andreu is een stripfiguur. Zelfs nu de geschiedenis een hoop van haar verklaringen heeft bevestigd, blijft ze inhakken op Armstrong, Ironisch genoeg wordt haar bezeten en verbeten agenda alleen maar gematcht in focus en motivatie door Lance en zijn persoonlijke vendetta’s in zijn ‘gloretijd’.

Nee, de tragedie van Lance ligt heel ergens anders en dat werd in de documentaire onbedoeld en tussen de regels door weer duidelijk.

Er was ooit een club Amerikaanse jongens. Gezonde gasten, vol zelfvertrouwen, behendig op de fiets. Een voor een kwamen ze naar Europa, de oude wereld. Ze verenigden zich, zij tegen de rest. Nieuwe methoden, en natuurlijk – de beste ‘verzorging’, om maar eens een eufemisme te slechten dat ze nota bene van die suffe Europeanen hadden geleerd. Ze wonnen de Tour de France, en niet zo’n klein beetje ook. Ze heersten. En toen? Toen wilde het hele nest voor zichzelf beginnen. En dat ging niet. De buitenwereld had er ook wel genoeg van. De scheuren werden kraters. En nu al die jaren verder zitten ze verspreid over heel de wereld eenzaam in een kamer. Elkaar te haten. Miljoenen dollars aan advocaten stuk geslagen.

Het wielrennen ligt er nog altijd verkracht bij. Maar zolang Lance de enige zondebok blijft, zo lang hij als een zwarte geest wordt afgespiegeld zal daar weinig aan veranderen. Zij die wedijveren voor het opnieuw toekennen van de titels van Armstrong hebben gelijk. Alleen dan kan het wielrennen met deze episode in het reine komen. Door de deur weer open te zetten. Bevrijd die yankees uit hun zelfgecreëerde gevangenissen.

Vincent Cardinaal