Eddy BeugelsEddy Beugels (19 maart 1944)

Op een dag besluit Jan Janssen nog eens op visite  te gaan bij een oud-collega. Hij heeft hem al lang niet gezien. De oud-collega zit in een stoel. Jan Janssen staat voor de stoel. Nauwelijks een meter scheiden de winnaar van de Tour de France 1968 en de man die de ander naar de overwinning sleurde. Een meter.

En Jan Janssen hoort het zijn oud-collega zo duidelijk zeggen: ‘Jan Janssen? Nee, die ken ik niet. Sorry.’

Vier jaar was Eddy Beugels maar profwielrenner. Een groot talent, dat bijna wereldkampioen werd op de 100 kilometer ploegentijdrit (met Wagtmans, Steevens en Groen) – als zijn band het maar had gehouden. De Denen wonnen, met nauwelijks 24 seconden voorsprong.

24 seconden… Da’s een halve kapotte band.

Rund um den Henninger Turm gewonnen.
Drie keer de Tour gereden.

Maar voor Eddy Beugels was het niet gauw genoeg. Eddy Beugels wilde de beste zijn. Op de dag dat hij erachter kwam dat hij nooit de beste van de wereld zou zijn, stopte hij met fietsen. Liever deed Eddy Beugels dan iets anders. Voorzitter van de Rennersvakbond worden bijvoorbeeld, of een boek schrijven over de do’s en don’t’s van sponsoring in de wielersport of op latere leeftijd beginnen met een Rechtenstudie.

42 jaar was Eddy Beugels toen hij zich officieel Meester in de Rechten mocht noemen. Hij organiseerde een groot feest in het chique Chateau Neercanne. Het moet een mooie avond zijn geweest.

In het leven van Eddy Beugels scheen de zon sowieso vaak: hij runde een succesvolle galerie in het centrum van Maastricht, vol impressionistische schilderijen waar hij uren ademloos naar kon staren.

Schilderen wat je denkt te hebben gezien, op dat ene moment dat een paar zonnestralen net tussen de takken van een eenzame boom kierden, schilderen wat je zag of wat je wilde zien. Het ogenblik van schoonheid bij de kladden grijpen en het vasthouden, om het de wereld te tonen, om de wereld te laten zien hoe mooi zij wel niet is.

Tot het moment dat er in het leven van Eddy Beugels een wolk voor de zon dreef.

Op een dag kon hij plotseling niet meer op een woord komen. En toen nog een, en nog een. Het was alsof iemand de stop uit het bad van zijn woordenschat had getrokken en de taal nu in een minidraaikolkje zijn hoofd verliet.

Primair Progressieve Afasie, heette het.
Progressief betekent in het geval van ziektes nooit dat de patiënt vooruit gaat, maar de ziekte. Progressief betekent: het wordt alleen maar erger.

Tegenwoordig woont Eddy Beugels in Grubbeveld, in een centrum voor jong dementerenden. Het centrum maakt met zijn naam reclame voor de ziekte die nog altijd voornamelijk als ouderdomskwaal bekendstaat.
De woorden die door het hoofd van Eddy Beugels cirkelen, vinden geen weg meer naar buiten. Overal in zijn brein staan hordes die de taal niet meer nemen kan.

De deur naar buiten staat nog op een kier.
Nooit meer iemand die hem met een ferme zwieper opengooit.

De schoonheid van een moment beschrijven, dat lukt hem vermoedelijk niet meer. Maar misschien schildert hij in zijn hoofd de prachtigste vergezichten, wielerherinneringen, het WK ploegentijdrit, de Tour van ’68, het feest in Neercanne.

Impressies van beelden die nog niet met de woorden zijn weggespoeld. Wie weet.

Frank Heinen