Angel CaseroAngel Casero (27 september 1972)

In de calle Conde de Salvatierra in Valencia zit een fraaie fietsenwinkel. Ergens achter in die winkel, achter een bureautje, zit de winnaar van de Ronde van Spanje 2001.

Hij is bezig met de administratie.

De loopbaan van Angel Casero bestaat eigenlijk uit één dag. Niemand herinnert zich zijn Spaanse kampioenschapstitels van 1998 en 1999. Of de Classica de los Puertos.

Twaalf jaar wielrennen gecomprimeerd in één septemberzondag.

Zoals er in Argentinië ieder jaar tenminste één Maradona wordt geboren, zo wordt de Iberische wielerenthousiast tenminste eens per jaar verrast met de heuglijke mededeling dat er een nieuwe Induraín is opgestaan. Vaak is de nieuwe Induraín helemaal niet de nieuwe Induraín, maar heel iemand anders.

Abraham Olano was een paar kilo te zwaar, Oscar Sevilla een paar kilo te licht, Francisco Mancebo te scheef en Joseba Beloki te duf.

Bovendien waren hun hematocrietwaarden al uit de kunst, maar van niemand was het bloed stroperiger dan van de zwijger uit Pamplona.

Ook dat van Angel Casero niet.

Zijn entree in het Indurain-keurkorps Banesto, in 1994, verliep geruisloos. De heerschappij van Indurain was nog niet aan het afkalven. De wielerwereld bestond uit Indurain enerzijds en zij die hem niet konden verslaan aan de andere kant.

Pas in 1997 boekt Angel Casero zijn eerste zege van belang: de Vuelta Castilla Y Léon. Wie wint in Castillië, kan klimmen. Maar bij Banesto kunnen er meer klimmen, en met het afscheid van koning Induraín staan de kroonprinsjes in lange, ongeduldige rijen opgesteld. Helemaal vooraan staat de egocentrische José-Maria Jiménez, op wie half Spanje een beetje verliefd is.

Op Angel Casero is niemand verliefd, behalve zijn verloofde. Hij vertrekt naar Vitalicio. Van Ajax naar NEC, in Eredivisietermen.

Twee jaar rijdt hij bij Vitalicio onder Javier Mínguez. Tweemaal wordt hij kampioen van Spanje. Het levert hem naamsbekendheid op, die trui. En zelfvertrouwen.

In 1999 mag hij zich, als kopman, in alle rust voorbereiden op de Tour de France. Casero gaat goed omhoog, en zijn tijdrit is ook niet mis. Wie weet.

Casero wordt vijfde, een glansprestatie in een Tour die wordt gedomineerd door de naïeve gedachte dat de valsspelers een jaar eerder allemaal door de mand zijn gevallen. Lance Armstrong wint, Alex Zülle net niet. Zülle rijdt dat jaar voor Banesto.

Angel Casero wordt vijfde. Een topprestatie, zeker voor een renner wiens ploeg het aan kracht, ervaring en homogeniteit ontbreekt.

Om ooit de Tour te winnen en de nieuwe Induraín te worden, moet hij verkassen. Het wordt Festina, dat met een schone lei en nieuwe renners een doorstart heeft gemaakt.

De Festina-periode wordt een succes. In zijn eerste jaar wordt hij tweede in de Vuelta, alleen Roberto Heras kan de aandringende Casero weerstaan.

Een eindzege in een grote ronde ligt dus binnen zijn mogelijkheden.

Dan volgt de Vuelta van 2001.

De strijd om het klassement spitst zich toe op Oscar Sevilla en Angel Casero. Sevilla is de mooie jongen, de babyface, de aanvaller, de liefde van alle Spanjaarden nu Chava Jiménez in een wak zit. Casero is de stugge, de onverzettelijke. De klever.

Alleen

sadomasochisten worden vrijwillig supporter van een wieltjesplakker.

Op de slotdag van de laatste tijdrit rijdt Sevilla aan de leiding. De golden boy heeft het goud om zijn smalle schouders, maar zijn voorsprong op de Festina-kopman is gering.

Sevilla’s tijdrit is bovendien belabberd.

Sevilla rijdt dan nog voor Kelme. Ploegdokter bij Kelme is Eufemiano Fuentes.

Casero rijdt voor Festina. Daar zijn ze wat voorzichtiger met medici. Casero heeft zijn heil in Italië gezocht, bij Luigi Cecchini. Af en toe consulteert hij Fuentes ook, als ‘privépersoon’.

Op de ochtend van de tijdrit ontvangt Angel Casero een sms-je van de dokter van zijn grote rivaal. Fuentes schrijft: Ik ben op weg naar Madrid, klaar om je te helpen met je weet wel.

(Als Angel Casero enkele jaren later uitleg moet verschaffen over dit bericht, antwoordt hij dat Fuentes het had over de afstelling van zijn tijdritfiets.)

Casero wint de Vuelta met 47 seconden verschil, en met dank aan Eufemiano Fuentes, die zijn patiënten altijd met raad en daad terzijde staat.

Vijf jaar later zal blijken dat Fuentes niet bij iedere klant moeite heeft gedaan om zijn anonimiteit te waarborgen. Het duurt niet lang alvorens de speurders van de Guardia Civil Angel Casero koppelen aan de bloedzak waar in zwarte blokletters “Casero” op geschreven staat.

Zonder de bloedige ondersteuning van zijn favoriete arts, zet Casero onmiddellijk een punt achter zijn actieve loopbaan. Hij wordt makelaar en opent zijn eigen fietsenwinkel.

Beide onder zijn eigen naam. Er wordt goed verdiend.

Waar het afstellen van een tijdritfiets al niet goed voor kan zijn.

Frank Heinen