Franco Chioccioli (25 augustus 1959)

Toen Franco Chioccioli nog koerste, was ik een groot fan van hem. Waarom?, zul je vragen, en ik zal antwoorden: ik weet het niet. Nou heb ik altijd al een zwak gehad voor Italiaanse renners, maar zeker niet voor alle. Zo had ik bijvoorbeeld een uitgesproken hekel aan Claudio Chiappucci. Omhooggevallen knecht. Of neem Giuseppe Saronni, die mocht ik ook niet. Zonder enige overtuigende reden, haast ik erbij te zeggen. Nee, Francesco Moser, dat was mijn man, en later Roberto Visentini, Moreno Argentin, Gianni Bugno. En Franco Chioccioli dus.

Franco Chioccioli was geen pannenkoek. Zo won hij bijvoorbeeld een groot aantal etappes in de Giro. Maar het was niet zijn erelijst die me voor hem innam. Het was vooral zijn stijl van fietsen, die naadloos aansloot bij de klank van zijn schitterende achternaam: hij had een prachtige zit, elegant, en hij was tenger maar sterk. Franco Chioccioli zweefde over het asfalt. En hij kon aardig klimmen. Ook dat zag er mooi uit.

In Italië had hij een zekere cultstatus, eveneens vanwege zijn bijzondere verschijning. Hij leek als twee druppels water op Fausto Coppi. Coppino, werd hij genoemd

De mooiste drie weken van zijn carrière beleefde Franco Chioccioli in de Giro van 1991. Hij reed namelijk alle etappes van die ronde, op twee na (en de proloog natuurlijk) in het roze. Hij veroverde de roze trui reeds in de eerste etappe, stond hem weer af in de derde etappe, maar heroverde hem weer in de vierde etappe, om hem tot aan het podium om de schouders te houden. Een bijzondere prestatie.

Drie weken lang in de roze trui. Het was prachtig. Chioccioli verwees bovendien Chiappucci naar de tweede plaats, en ook dat deed me veel plezier.

In 1993 stopte hij ermee. De Toscaan Chioccioli verdween uit de wielrennerij. Hij ging olijven telen, net als zijn vader.

Frank van Dam
Laatste berichten van Frank van Dam (alles zien)