Dirk de Wolf (16 januari 1961)

Wie aan Dirk de Wolf denkt, denkt aan Vlaamse koersen. Dirk de Wolf was Flandrien, hij dokkerde het liefst over de Vlaamse kasseien. Wie aan Dirk de Wolf denkt, denkt vooral ook aan slecht weer: kou, regen, wind, modder. Wolvenweer, noemde hij dat zelf. Dan was hij op zijn best. Dirk de Wolf was niet bepaald een wonder van souplesse en elegantie. Gelukkig niet. Dirk de Wolf was Dirk de Wolf. Een oersterk lijf met een robuuste Vlaamse kop erop. Trainingsbeest.

Hij behaalde een paar fraaie ereplaatsen in grote koersen. Tweede in Parijs-Roubaix in 1989 (achter Jean-Marie Wampers). Tweede op het WK van 1990 (achter ploeggenoot, trainingsmaat en boezemvriend Rudy Dhaenens). In de Ronde van Vlaanderen kwam hij gek genoeg nooit verder dan een 8e plaats, in 1989. Dat was dus een aardig voorjaar. Maar Dirk de Wolf won zelden. Etappetje hier, koersje daar. Antiheld.

Tot het voorjaar van 1992. Wolvenweer was het die dag. Koud en nat. Dirk de Wolf was er op de Stockeu al tussenuit geknepen, Steven Rooks ging mee en later sloten Davide Cassani en Jean-François Bernard aan. Maar Dirk de Wolf was de sterkste die dag. Een paar kilometer voor de finish ging hij er vandoor. Ontketend. Hij trok de lelijkste grimassen in zijn toch al niet al te fraaie gezicht. De tong uit de mond. Scheef op zijn fiets, schokkend op zijn zadel. In het donkergroene shirt van de Gatorade-Chateaux d’Ax ploeg. Het was van een extreme lelijkheid en tegelijkertijd van een hartverscheurende schoonheid. Dirk de Wolf won die dag de moeder aller koersen: Luik-Bastenaken-Luik.

Frank van Dam
Laatste berichten van Frank van Dam (alles zien)