Eef DolmanEef Dolman (22 februari 1946 – 12 mei 1993)

Wanneer Eef Dolman in 1971 zijn gloriedag als professioneel wielrenner beleeft en de Ronde van Vlaanderen op zijn naam schrijft, kan hij onmogelijk echt blij zijn. Daarvoor is er in zijn leven al teveel gebeurd.

Zijn grote zege vervult hem van een bitterheid die jaren heeft liggen gisten.

Achttien jaar is Eef Dolman als hij in Tokyo Olympisch kampioen wordt op de honderd kilometer ploegentijdrit. Baardloos nog, een jongen in een wereld van volwassenen. Met ploeggenoten als Karstens, Zoet en Pieterse is hij de sterkste in de stromende regen van Hachioji.

Later, wanneer de Hollandse jongens op het podium staan, zien ze Herman Kuiphof naderen. Kuiphof stelt de renners allemaal één vraag. Aan Eef vraagt hij of het zwaar geweest is. Neuh, antwoordt Eef, die dan nog Evert heet. Zwaar niet echt.

Eef Dolman is een vat vol bravoure. Wanneer hij iets wil, dan krijgt hij het. Dus wanneer bekend wordt dat het WK in 1966 op de Nürburgring wordt georganiseerd, kondigt hij onmiddellijk aan dat hij daar, in Duitsland, wereldkampioen wil worden. Meermalen reist hij af naar Frankfurt en rijdt eindeloze, eenzame rondjes op het parkoers. Alles in dienst van het doel. Alles in dienst van zijn bravoure.

Natuurlijk slaagt hij in zijn opzet. Hij is Eef Dolman, tenslotte.

Een jaar later wordt hij Nederlands kampioen bij de profs, maar na afloop wordt hij betrapt op het geknoei met dopingflesjes. In de kranten wordt hij afgeschilderd als een tricheur, een valsspeler, een schandelijk sujet.

Wanneer hij open kaart speelt over de medicinale mores in het peloton, wordt dat hem bovendien niet in dank afgenomen. De bravoure van Eef Dolman wordt als een krukje onder hem vandaan geslagen. Eef Dolman is van de ene dag op de andere persona non grata, het zwarte schaap in de wielerfamilie.

Een jaar later keert hij terug. En wordt nogmaals Nederlands kampioen. Bestaat er een betere doping dan revanche? In de Tour werkt Eef vervolgens aan zijn resocialisatie, door Jan Janssen naar de eerste Hollandse Tourzege te piloteren. Hij is in grandioze vorm, langzaam keert er iets van Dolmans oude bravoure terug.

Maar toch: de lol van Tokyo, de drive van de Nürburgring; ze zijn verdwenen, achtergebleven in een verleden vol opgewekte brutaliteit.

Als hij 27 is, stopt Eef Dolman met wielrennen. Hij heeft er geen zin meer in.

Na Eef is het de beurt aan zijn vrouw Sissy. Wanneer zij op een goede dag een sportschool binnenwandelt en een groepje mannen met powerlifting bezig ziet, is ze verkocht. Sissy doet ook een poging en wordt aangeschoten door een sportleraar.

Of ze wel weet hoe goed ze is. Vijftig kilo erbij en ze heeft een wereldrecord te pakken.

Ze besluit zich te gaan toeleggen op het optillen van dingen. En met succes: Sissy wordt wereldkampioene.
Langs de zijlijn staat haar coach, tevens man, tevens Evert Dolman. Hij is trots.

Eef Dolman wordt niet oud; zijn lot blijkt een noodlot. Nauwelijks 47 jaar is hij als hij in 1993 sterft aan de ziekte van Pick, een hersenaandoening die hem de laatste jaren van zijn leven in een verpleeghuis voor demente bejaarden laat doorbrengen.

Veel mensen ziet hij niet meer, Eef Dolman is voor de wielerwereld nog slechts een vergeelde ansicht met een vouw in de bovenhoek. Zijn jongensachtige bravoure uit Tokyo is verkruimeld en door de wind meegevoerd.

Frank Heinen