José Maria Jiménez José Maria Jiménez (6 februari 1971)

De meest adequate beschrijving van José Maria Jiménez is afkomstig van ene Daniel Hernandez Sanz: ‘Hij was degene die mensen wakker kon houden tijdens eindeloze septembermiddagen.’

Jiménez was een wielrenner over wie meer verhalen de ronde doen dan dat er zeges op zijn erelijst staan. Chava was een artiest, voor hem is het jammer dat wielrennen nog steeds niet officieel erkend is als kunst. Het zou zijn tragische leven zoveel begrijpelijker maken. Kunstenaars gaan dood, liefst jong en veelbelovend, aan drank, drugs, vrouwen of een combinatie daarvan. Anderen, de stervelingen, blijven achter om te genieten van hun werk, de artiest gaat roemloos ten onder aan een wanhopige zoektocht naar genot.

Wielrenners moeten blijven leven, om langzaam oud en taai te worden, magere mannetjes met een gelooide bruine huid die met hun gerimpelde handen over de nieuwste racefietsen strijken en mompelen dat zij dat in hun tijd allemaal niet hadden. Of desnoods worden ze dik en glimmend, en schuifelen ze van ex-rennersdiner naar goededoelenlunch, breed lachend om handtekeningenjagers die hen niet herkennen omdat hun laatste beeld van hen van vijftig kilo geleden stamt.

Niets mooier dan oude wielrenners. De herinnering aan de triomf, gestold in een trouw bijgehouden plakboek dat naar oude zolders ruikt.

De herinnering aan José Maria Jiménez is die van het bewegende beeld. Een danser die langs de flanken van een moordende Spaanse berg omhoog quickstept. De heupen los, de armen soepel, de benen lang en dun als elastieken die iedere omwenteling opnieuw worden aangespannen en losgelaten. Hij wordt vergeleken met Marco Pantani, maar vergeleken bij de mooie jongen uit El Barraco klimt het kale olifantje uit Cesenatico als een schoorvoetende gnoom.

Als knecht van Miguel Indurain overvleugelt hij zijn kopman in populariteit. De wereld smult van zijn krachtige demarrages zodra de weg begint op te lopen.

Zijn bijnaam staat in witte koeienletters op het asfalt, overal in Spanje.

CHAVA.
CHAVA.
CHAVA.
CHAVACHAVACHAVA.

Zonnebril in het zwarte haar, het voorzichtige glimmen van zweet op de hoge jukbeenderen.

Iedere ronde weer denken de kenners weer dat Jiménez kans maakt op een fraaie eindklassering. Hij is tenslotte de beste klimmer. Die mensen begrijpen niet hoe het hoofd van José-Maria Jiménez werkt. Het is hem niet om de eer te doen. Vlakke etappes, sprints, regen; hij associeert het helemaal niet met de sport die hij beoefent.

Jiménez is geen wielrenner. Hij is klimmer.

Eenmaal bereikt hij het podium van een grote ronde. Het is het jaar 1998, en zijn kopman, de kolos Abraham Olano, beklaagt zich in de pers over het gebrek aan steun van zijn ploeg tijdens de Vuelta waarvan hij de gedoodverfde winnaar is.

Lees: Jiménez, die zijn ploegmaat op iedere hellende meter het vuur aan de schenen legt.

Anderen zien in Olano juist het blok aan Jiménez’ been dat hem voldoende afremt om hem de zege te laten ontgaan.

Wel wordt hij dat jaar voor het eerst bergkoning in de Vuelta. Herstel: hij wint het bergklassement. Koning van de bergen was hij altijd al.

Chava wint het klassement nog tweemaal, evenals negen etappes. Een Tour-etappe wint hij nooit, maar erelijsten of eerzucht kent hij niet. In het hoofd van José-Maria Jiménez bevindt zich een berglandschap, en die bergen moeten zo rap mogelijk bestegen worden.

Waarom? Omdat ze er staan, zou Tim Krabbé schrijven.

Na zijn derde zege in het bergklassement van de Vuelta keert hij de bergen abrupt de rug toe. Het klimmen verschaft hem geen plezier meer, de wereld om hem heen wordt donkerder en het dal waarin hij zich bevindt, verdiept zich almaar verder.

José-Maria Jiménez houdt niet van dalen.
Ploegleider Echevarri maakt bekend dat zijn poulain lijdt aan depressies. Hij zegt Jiménez alle steun en tijd toe die hij nodig denkt te hebben.

In de jaren die volgen, keert zijn naam af en toe nog terug in het nieuws. Nooit is het goed nieuws:
Alcoholverslaving.
Drugs.
Klinische depressie.
Opname.

In 2003 verklaart hij zichzelf genezen, maar de demonen in zijn hoofd zijn slechts gelost, maar nog niet uitgeschakeld voor de eindzege. Geen ploeg wil zijn handen branden aan de populairste Spaanse renner van de laatste decennia; de geruchten zijn té wild en té verdrietig.

Die mislukking maakt van José-Maria Jiménez een gebroken man. De wereld hoeft hem niet meer. Nou, dan hoeft hij de wereld ook niet meer.

Nog datzelfde kalenderjaar sterft hij.

Op 6 december 2003 overlijdt hij in zijn slaap aan een hartstilstand. Op dat moment verblijft hij alweer enige tijd in een psychiatrisch hospitaal in Madrid.

Een gekkenhuis.

Het beeld van de bewegende José-Maria Jiménez is voor altijd stilgezet.

NASCHRIFT: twee jonge Spaanse filmmakers, Gonzalo Martín en Ángel Sánchez, zijn al enige tijd bezig met het maken van een lange documentaire over het leven van Chava Jiménez. Hiervoor hebben zij onder meer heel lang gesproken met zijn weduwe Azucena en zijn zwager, Carlos Sastre.

Frank Heinen