David KoppDavid Kopp (5 januari 1979)

Op een dag zou David Kopp de Ronde van Vlaanderen winnen. Of Parijs-Roubaix, of Gent-Wevelgem of toch in elk geval de E3-Prijs. Hij had het talent, de kunde, de wilskracht, het gevoel voor de kasseien, de ambitie, de ‘kop’.

Hij zou de felle zon zijn waar het Duitse wielrennen als een satelliet omheen draaide. Hij was sneller dan Ciolek, stijlvoller dan Haussler, sterker dan Zabel.

Hij, David Kopp, zou het nooit hardop zeggen, maar in hem huisde de Duitse variant op Tom Boonen. Grundlicher, gelikter, beter.

Maar terwijl Tom Boonen een wereldster is, bezig om het ene record na het andere te vestigen en de geschiedenis naar zijn hand te zetten, zit David Kopp thuis.
Zijn beroep: ex-renner.

Waar het allemaal mis ging? Je zou verschillende data kunnen noemen.
De dag dat hij bij T-Mobile vertrok.
De dag dat hij bij Gerolsteiner vertrok.
De dag dat hij zich niet aan de ploegorders hield.
De dag dat hij bij zichzelf dacht: ik ben een kopman, ik moet kopman zijn.

Maar het waarschijnlijkst is dat het met de carrière van David Kopp pas echt mis ging op 11 september 2008.
Zijn persoonlijke ramp-9/11.

Die dag rijdt David Kopp een kermiskoers in Vlaanderen. Wie kopman van een Vlaamse ploeg als Collstrop is, moet zich af en toe een kermiskoers laten gevallen. Na de wedstrijd haalt een neutrale hand zijn naam uit de dopingcontroletombola.

David Kopp plast, zoals hij al honderden keren in een potje heeft geplast. De blik van de controleur blijft de hele plasbeurt lang op zijn lid gevestigd.

Veel later, in het voorjaar van 2009, wordt het nieuws bekend dat het laboratorium in dat potje urine resten van cocaïne hebben aangetroffen.

Coke.

Dat kan niet: David Kopp heeft nog nooit van z’n leven coke gebruikt. Niet om zich goed te voelen, niet om stoer te zijn en zeker niet om er

harder van te fietsen.

Hij denkt aan Tom Boonen, de Vlaamse David Kopp, de man die in een gewone week meer overwinningen aaneenrijgt dan hij in zijn hele loopbaan. Ook betrapt op coke, toegegeven en er met een mild strafje vanaf gekomen.

Maar David Kopp heeft niets toe te geven. En ontkent. En ontkent. En ontkent.

Wat volgt is een juridisch spel zonder eind. Kopp blijft ontkennen, hij memoreert twee wilde nachten in de Vlaamse disco’s, nachten waarin hij het spul zonder het te merken binnengekregen moet hebben. Het is een sterk verhaal in een lange reeks sterke verhalen van betrapte renners.

Maar het is zo, houdt Kopp vol. Het is gewoon zo.

Het hele jaar 2009 fietst hij niet, of nauwelijks. Zijn perfect gecoiffeerde kop staat er niet naar. Begin 2010 wordt hij met terugwerkende kracht voor een jaar geschorst.

Wanneer hij het in 2010 toch weer wil proberen en een contractje tekent bij het minuscule Team Kuota, besluit de UCI zijn schorsing nog eens met een jaar te verlengen.

Weer zit David Kopp thuis en denkt hij aan Tom Boonen, die intussen nogmaals is betrapt en die weer over zijn bol geaaid is alsof hij een ongehoorzame kleuter is.

In 2011 is David Kopp weer een vrij man. De vergeten snuif heeft hem meer dan twee jaar heeft achtervolgd. Bij Team Eddy Merckx rijdt hij nog een jaartje als wegkapitein, maar alle plezier in het fietsen is uit hem geweken.

Voor Kopp hoeft het allemaal niet zo nodig.

En hij besluit dat het genoeg geweest is. Hij gaat in therapie om zijn langdurige depressie het hoofd te bieden en rijdt nog een laatste wedstrijd, bij wijze van afscheid.

Op 3 oktober 2011 rijdt hij zijn laatste wedstrijd: de Charity Bike Cup in Stuttgart.

Een Jedermannrennen.

Een wedstrijd waaraan iedereen met een fiets mag deelnemen. Een wedstrijd waarin iedereen gelijk is.

Dat, denkt Kopp, zou mooi zijn. Als alle renners altijd gelijk zouden zijn.

Frank Heinen