Jesús Manzano (12 mei 1978)

Jesus Manzano

Jesus Manzano

Zevende etappe van de Tour de France 2003. Een bergrit. Vier renners tekenen voor de vlucht van de dag: Paolo Bettini, Rolf Aldag, Médéric Clain en Benoit Poilvet. Het peloton laat begaan, de dag is nog lang, de bergen zijn nog hoog.

Op de eerste serieuze klim van de dag, de Col de Porte, gaan twee renners vanuit het peloton op zoek naar de twee koplopers. Het zijn Richard Virenque en de onbekende Spanjaard Jesús Manzano. Virenque klimt en wringt zich in zijn hoekige stijl omhoog, het kleine kereltje van Kelme volgt hem als een schaduw. Zodra Virenque merkt dat Manzano niet van plan is te lossen, weigert hij nog langer kopwerk te doen; de Fransman heeft ploegmaat Bettini vooraan.

Manzano laat zich de kop opdringen. Onervaren, denk je. Maar hij gaat wel vooruit.
Drie kilometer rijden de twee eendrachtig op de flanken van de Col. Ze winnen tijd terug.
Dan, van het ene moment op het andere, demarreert Virenque bij de Spanjaard uit het wiel.

Manzano zwalkt over het smeltende asfalt. Zelfoverschatting, mompelen de commentatoren, en ze strepen zijn naam alvast door.

Even later keert de camera nog één keer terug bij de jonge Spanjaard. De regisseur is net op tijd om de wereld live te tonen hoe een renner omvalt van ellende. Manzano blijft in de berm liggen. Hij trilt, siddert, er staat droog schuim in zijn mondhoeken.
Tom Simpson, roepen de commentatoren.

Er komt een ambulance en Jesus Manzano verlaat de Ronde van Frankrijk, om er nooit meer terug te keren. Virenque danst weg, richting de etappezege in Morzine.

Manzano overleeft zijn inzinking ternauwernood. In de ambulance krijgt hij een spuit en er wordt onmiddellijk een hartfilmpje gemaakt. Niemand weet wat er aan de hand is, ook de renner zelf niet. Zijn tong is dik en gezwollen, ademhalen lukt slechts ternauwernood.

Na de Tour raakt Manzano in een crisis. Koersen wil hij niet meer, maar de ploegleiding dwingt hem op te stappen in de Ronde van Portugal en de Vuelta.

Die laatste ronde rijdt hij niet uit. In stilte verlaat hij het rennershotel. Het perscommuniqué van de ploeg heeft een opmerkelijke verklaring voor Manzano’s verdwijnen: begeleiders van de ploeg hebben ontdekt dat er een vrouw op zijn kamer was. En een goed Kelme-renner diende zijn inspanningen te bewaren voor op de fiets. Exit Manzano. Zijn contract wordt niet verlengd.

De herinnering aan Jesus Manzano lijkt te zullen verdwijnen in de mist van het verleden. Zijn enige wapenfeiten: een fysieke inzinking en een verboden hoogtepunt op zijn hotelkamer.

Op 25 maart 2004 duikt zijn naam echter wederom op in de sportkolommen van sportkranten over de hele wereld. In een serie artikelen van de Spaanse sportkrant As onder de welluidende titel “Hoe dopeert een wielrenner zich?” klapt Manzano volledig uit de school. Strekking van de stukken: de wielerwereld is een van bedrog, doping en manipulatie doortrokken mini-universum.

De bekentenissen zijn uiterst gedetailleerd. Manzano beschrijft hoe hij vóór die bewuste zevende Touretappe iets kreeg ingespoten waarvan hij hoopte dat het zijn eigen, met epo verrijkte bloed was. Maar het was iets anders, die geheimzinnige vloeistof die zijn bloedbaan ingeschoten werd. Wat het precies was, wil Manzano die ochtend weten. Maar niemand die het hem wil vertellen. Beroepsgeheim.

Met het wondermiddel in zijn aderen belt hij kort voor de start met zijn vriendin Marina.
“Vergeet de tv niet aan te zetten. Het zou wel eens kunnen dat ik vandaag goed ga rijden.”

In de interviewreeks trekt Manzano met kracht alle maskers van de wielerwereld af.
* Iedere dag epo.
* Bloedtransfusies.
* Bloedvervoer in kartonnen wijnpakken.
* UCI-informanten die waarschuwen voor bloedcontroles
* Iedere renner betaalt voor de Tourstart een bedrag van 3.000,- euro. Voor alle noodzakelijke ‘medicatie’.
* Wanneer dopingcontroleurs het rennerhotel betreden, worden de renners met de laagste hematocrietwaarde naar beneden gestuurd. De grootverbruikers blijven op hun kamer en injecteren zich vlug met enkele glucoseproducten en menselijke eiwitten. Daarmee kan het hematocriet in een halfuurtje met vier punten dalen.

Oplichting en medische waanzin, dag in dag uit: het beeld dat Manzano van de wielerwereld schetst, is zwarter dan zwart.

De bekentenissen worden de ex-renner niet in dank afgenomen. Wie uit het genootschap van eer treedt, dient de omerta te bewaken en wie de vuile was buiten hangt, dient gewroken te worden.

Manzano wordt in het openbaar beledigd, beschimpt en bedreigd. Het sterkt hem in zijn idee dat de rot zich een weg door de fundamenten van het peloton heeft gevreten.
Het helpt zijn zaak niet dat Manzano bekent dat zijn bekentenissen deels zijn ingegeven door geldzorgen en wraakgevoelens. Hij zegt salaris tegoed te hebben, en sinds het gedwongen einde van zijn wielerloopbaan nergens meer aan de bak te kunnen komen.
Zie je wel, glimlachen de beschuldigden. Een gefrustreerde schlemiel.

Drie jaar na zijn ontslag bij Kelme verschijnt Jesus Manzano nog één keer op de Spaanse nationale tv. Terwijl hij vragen beantwoordt over de beweegredenen van zijn nestbevuiling, etst de polygraaf van een leugendetector zijn lichaamsreacties op een vel papier. Studiogasten controleren zijn voorhoofd op zweetdruppeltjes.

27 vragen worden hem gesteld. De leugendetector is duidelijk: bij 23 van de 27 vragen spreekt de gevallen renner de waarheid, bij vier is hij niet geheel oprecht.

Als hij eenmaal ontkoppeld is, vraagt de presentator Manzano wat hij tegenwoordig doet.
Ik heb een tijdje bij een bouwbedrijf gewerkt, zegt de oud-renner.
Maar wat doet hij nu?
Daarop heeft Jesus Manzano voor het eerst geen antwoord.

Frank Heinen