Twan Poels

Twan Poels

Twan Poels (27 juli 1963)

We schrijven 9 april 1986. Adri van der Poel heeft net de Ronde van Vlaanderen gewonnen en meer Nederlands glorie is op komst. Misschien al in Gent-Wevelgem, waar de 22-jarige neoprof Twan Poels samen met Jean-Marie Wampers een comfortabele voorsprong heeft genomen op het peloton.

Het Vlaamse land kraakte die dag onder een straffe wind. Achter het allengs kleiner wordende peloton waaiden machteloze watten over de wegen. Wat vooraan overbleef was een groep van man of dertig, waaruit 20 kilometer voor de meet twee van de mindere sprinters wegsprongen. Het was niet dat de anderen ze lieten begaan, overigens. Gent Wevelgem was in die dagen, meer nog dan tegenwoordig, een voorname koers.

Met nog een paar kilometer te gaan is de voorsprong zodanig dat het eindspel kan beginnen. De jonge Poels en de ervaren Wampers proberen elkaar de kop op te dringen. Poels, voor het eerst in zo’n positie in een grote koers, ziet de armada aan wagens en motoren aan en het publiek dat de nek strekt en op de dranghekken slaat. Onder het vod is het tempo er uit. Net fietsten ze nog als oude wijven, nu staan ze praktisch sur place. Het maakt niet uit. Dadelijk gaan ze de sprint aan. Poels schakelt voorzichtig een tandje op. ‘Direct na de laatste bocht’, zo besluit hij.

En dan ineens zijn ze niet langer met zijn tweeën, maar met zijn vieren en is de sprint begonnen nog voor Poels of Wampers deze heeft in kunnen zetten. Bontempi, die verrekte Italiaanse buffel, is samen met Heinz Imboden gaan koersen voor plek drie. Maar verscholen achter de wagen van de koersdirecteur hebben ze zomaar het gat dichtgereden. Niemand, behalve de machteloze TV-kijker, heeft ze zien komen. Op 200 meter van de streep weten Poels en Wampers zich ineens verslagen. De Nederlander komt nog tot in het wiel, maar meer zit er niet in. Winnen van Wampers was misschien mogelijk geweest, maar in die dagen sprinten tegen Bontempi?

Hoeveel kansen krijgt een renner om die eerste grote koers te winnen? Poels heeft het zich nog wel eens afgevraagd: ‘Er was datzelfde jaar nog die Touretappe dat ik er kort bij was. Het jaar daarna heb ik fysiek en materieel niet altijd het geluk gehad. Ik werd een gewaardeerde knecht en reed een mooi maar te vol programma. De kopmannen konden in relatieve rust naar de koers toewerken, maar ik was voortdurend in competitie met mijn teammaten om een plekje in de equipe. Dat doen ze tegenwoordig verstandiger. Toen ik op mijn 29e geen nieuw contract kreeg, kon ik elders terecht, maar ik geloofde het wel. Ik had alle grote koersen gedaan, 5 keer de Tour uitgereden, het was mooi geweest. Spijt van dat vroege einde heb ik nooit gehad, maar de gedachte had ik alles geweten wat ik nu weet… ja die schiet soms nog wel eens door mijn hoofd.’

André Schaminée