Op 27 maart  1907 schrijft de Otago Witness, op dat moment de belangrijkste krant van Nieuw-Zeeland, onder de kop ‘A Strange Story’ het volgende:

Na de laatste drie of vier jaar in Newcastle te hebben gewerkt, is het nu duidelijk geworden dat twee wielrijders die in de lokale wedstrijden in en om Newcastle reden onder de namen Mills en Atkinson in werkelijkheid twee renners met een Britse reputatie zijn, genaamd Gascoyne en Brown. T.J. Gascoyne is een renner met een opvallende loopbaan. “Jeb”, zoals hij het afgelopen decennium bekend werd op de Engelse, Europese en Amerikaanse banen, maakte wereldwijd naam als een renner die vooral uitblonk in wedstrijden zonder gangmaking, en het is de vraag of er renners zijn – ook Fenn en MacFarland niet – die dezelfde wonderbaarlijke krachten hebben laten zien die Gascoyne tentoonspreidde.

De Brit Thomas Gascoyne woonde toen dus al enkele jaren in Newcastle, met zijn vrouw Linda en hun zeven kinderen. Het Australische Newcastle welteverstaan, aan de oostkust, waar hij samen met zijn vriend Brown wisselende seizoensarbeid verrichtte, ‘labour of hard-toil, sweating kind’.

Dertig jaar eerder werd hij geboren, aan de andere kant van de wereld, in Derbyshire, in het hart van Engeland. Het was de oertijd van het wielrennen en Thomas “Jeb” Gascoyne groeide uit tot  een absolute wereldtopper: hij verbeterde in 1896 het wereldrecord op de 25 mijl en dat op de kwart mijl: 25 seconden. Om wat extra geld te verdienen, trad hij met zijn fiets op in circusvoorstellingen en gaf hij demonstraties voor de gasten van het Station Hotel in Derbyshire. Dat geld gebruikte hij onder meer ook om in de vroege zomer van 1901 samen met zijn tandempartner Sidney Jenkins in te schepen op de SS Kaiserin Maria Theresia, richting Amerika. Op 5 juni 1901 schreef The New York Times dat de bekende wielrenner Gascoyne aan wal is gekomen en drie dagen later gaan hij en Jenkins van start in een tandemrace in een uitverkocht Madison Square Garden. Ook nu is The New York Times is enthousiast: ‘At unpaced work Gascoyne possesses more than normal speed, and has the exceptional honour of never having been beaten in a pursuit race.’

Een maand later, op 20 juli 1901, verslaat hij in Boston maar liefst twee keer Major Taylor, de fameuze ‘vliegende neger’.

Rond de eeuwwisseling komt er met de emigratie naar Australië een eind aan het eerste wielerleven van Thomas Gascoyne. Met de uitgebreide familie Gascoyne reist ook H. Brown mee, een collega van Jeb uit het zesdaagsencircuit. In Australie wonen de Britten op meerdere plekken, en de mannen pakken alle baantjes aan die ze kunnen krijgen. Wanneer hij werkt als stoker, besluit Jeb Gascoyne het weer eens op een fiets te proberen en zich zelfs in te schrijven voor een lokale koers. Waarom hij zich bij die inschrijving Mills noemt en zijn vriend Brown Atkinson, wordt nooit helemaal duidelijk.

Incognito maakt Jeb grote indruk in het wielercircuit aan de Australische oostkust. Het gaat zelfs zo lekker dat hij zijn baantje als stoker – slecht voor z’n ademhaling – en stapt weer voltijds op de fiets. En met iedere overwinning klinkt het gerucht dat Mills en Atkinson in werkelijkheid twee wereldberoemde Britse baanrenners zijn, luider.

De mannen geven de identiteitswissel toe en vanaf nu start Thomas Gascoyne weer gewoon als de ster die hij is. Hij wordt uitgenodigd door organisaties in Sydney en Melbourne, zijn naam verschijnt almaar groter op de affiches.

Voor de tweede keer en op het derde achtereenvolgende continent is Thomas Gascoyne een held.

Wanneer vele duizenden kilometers verderop de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, beeindigt Thomas Gascoyne voor de tweede maal zijn wielerloopbaan – dit keer definitief. Hij meldt zich aan voor het Australische leger. Hij wordt ingedeeld in het 21e Bataljon van het Britse leger, schopt het tot korporaal en wordt uitgezonden naar het Vlaamse front. Daar begint, op 31 juli 1917, de Slag om Passendale.

De Slag van Passendale is een idee van de Britse generaal Douglas Haig, overigens tegen de wil van de Britse premier George. Haigs plan is om de Duitsers de genadeslag toe te brengen door het vierde leger van de Duitse generaal Sixt von Armin te overrompelen en vervolgens langs de kust op te rukken om de havens van Oostende en Zeebrugge op de bezetter te heroveren.

Haigs eerste offensief duurt nauwelijks twee dagen: op 2 augustus zijn de Britse troepen nauwelijks twee kilometer opgeschoten. Een tweede aanval begint twee weken later, op 16 augustus. Een aanval op het bezette West-Vlaamse gehucht Langemark mislukt faliekant. In de Britse kranten verschijnen ondertussen juichende stukken over de zeges aan het front, maar in werkelijkheid sterven er in die augustusdagen duizenden Britse soldaten in de Vlaamse modder. Tussen 22 en 25 september verliezen de Duitsers en de geallieerden samen zo’n veertigduizend manschappen op en rond de steenweg tussen Ieper en Menen. De totale terreinwinst bedraagt zo’n duizend meter.

En op 4 oktober 1917 wordt onder leiding van de Britse generaal Herber Plumer in de Derde Slag om Ieper in het uiterste zuidwesten het gehucht Broodseinde veroverd. Drie Australische en een Britse divisie zetten die dag de aanval in, maar ook de Duitsers hebben een aanval gepland.

De loopgraven aan beide zijden puilen uit.

Als de Duitse kanonnen in de vroege ochtend beginnen te vuren, wordt 15% van de gereedstaande Britse soldaten neergemaaid. Onder dekking van een vuurwals zetten de overlevenden een tegenaanval in. Binnen een halfuur worden honderden Duitse soldaten neergeschoten. Enkelen vluchten, de meeste anderen geven zich over.

Die gure oktoberdag komen 26.000 geallieerde soldaten om het leven. Onder hen ook: Thomas Gascoyne.

Zijn naam wordt nog altijd herdacht op de Menenpoort in Ieper.

Frank Heinen