Westhoek, België, 28 september 2014. Links van de muur stonden meer dan 10.000 grafzerken. Allemaal in dezelfde vorm, gemaakt van hetzelfde grauwe materiaal. Maar ook allemaal met een unieke naam van een jong mens vermoord in een zinloze oorlog, een smerig en walgelijk gevecht. Rechts van de muur was de bevoorrading met blauwe tenten en tafels vol met wafels, appelsienen, mierzoete sportdrank en Ludo Dierckxsens die het volk vermaakte in een pakje van de firma die het allemaal mogelijk maakte deze dag. Daaromheen zwermden mannen en vrouwen, dikke buiken, dunne buiken, verantwoorde tenues, gladde benen of tabak op de poten als mieren om een gevallen stuk taart op een terras. Een enkeling ging op de foto met de boemeltrein van Kasterlee, de rechterduim geroutineerd omhoog. Daarna ging hij pissen, dit maal zonder erg.

Het was een raar contrast. Fietsen in een gebied waar meer grafzerken staan dan maïs. Een toertocht ter ere van een oorlog die 100 jaar geleden begon en bij ons als Eerste door het leven gaat, maar in de landen om ons heen de Gro(o)te Oorlog heet, omdat de impact ervan zoveel groter was dan bij ons. Een macaber jubileum. En toch fietste ik er ook rond, met een lijstje vol gedenkstenen en dodenakkers in de aanslag, op zoek naar een beleving, om met eigen ogen te zien waarover ik zoveel gelezen had. ‘Kilometer zoveel, dat monument en die begraafplaats’

En dan stopten we, probeerden we de waanzin op ons in te laten werken en stapten we weer op en zeiden dingen als ‘bizar gewoon’ of ‘niet voor te stellen allemaal’ en dan wisselden we nog wat duizelingwekkende getallen uit en keken we toch ook naar de teller omdat er ook nog altijd zoiets als een gemiddelde bestaat, mopperden we op de kwaliteit van de weg en schatten we de kansen van de Nederlanders in tijdens het WK in Ponferrada.

grafvdbEn terwijl we daar reden door historisch land, onze helmen afnamen bij het graf van VDB, ik heel even aan het vederlichte wiel draaide – volgens Michael Boogerd het verschil tussen winst en verlies die beroemde Luik-Bastenaken-Luik van het jaar 1999 (geloof daar geen steek van) – en mijn vriend alles vastlegde met zijn telefoon, vroeg ik mij af of fietsen nog wel een sport is, laat staan een laatste strohalm die je kunt grijpen om een menswaardig bestaan op te bouwen (zoals de fiets in de oertijd van de sport dat toch vooral was). Is fietsen niet veel meer een beleving geworden, de icoon van een way of life, een brug naar literatuur, historie, muziek, mode en een goede trappist. Een lifestyle waarbij het verzamelen van indrukken, belevingen, zoals het fietsen langs oneindige dodenakkers, belangrijker is geworden dan een zo rap mogelijke verplaatsing van A naar B met alles wat daarbij hoort. Op de achtergrond hoorde ik de inwoners van Ploegsteert zingen in hun kerk, op het graf slingerde een vergulde weg de leegte in en wij zeiden: ‘Het was toch echt een verdomd goed coureur’. Ik keek naar de hemel, naar de wolken die als boten door een helderblauwe oceaan trokken, de hemel waaronder VDB zijn trainingskilometers maakte, de hemel waaronder soldaten stierven in de loopgraven en waaronder wij een nieuwe ervaring mochten bijschrijven op ons CV.

Na afloop zaten we op het terras van een soort van kantoorgebouw, net buiten Ieper. De mensen om ons heen praatten na over de dag, over de Kemmelberg, de Menenpoort en de erbarmelijke staat van de wegen, hier in dit gebied. Tevreden, voldane gezichten, een glas bier op tafel en straks misschien nog even naar de stad, maar eerst wielrennen kijken op een groot scherm waar renners rondjes reden rondom een Spaans gehucht. Opeens dacht ik aan de vermeende leegheid van niet-wielrenners die Tim Krabbe in De Renner beschreef en vroeg me af of de fiets als lifestyle, als instrument om belevingen te vergaren, die leegte inmiddels had opgevuld.

Joost-Jan Kool