Philippe GilbertTerwijl Philippe zijn tanden staat te poetsen, kijkt hij in de spiegel. Over de brug van zijn neus is nog steeds de vage afdruk van het klemmetje zichtbaar. Onwillekeurig gaat zijn hand naar zijn oorlel, met zijn duim en wijsvingers betast hij de gaatjes die niet meer in gebruik zijn. Een van de artsen van de ploeg had gezegd dat hij zijn oorbellen maar beter uit kon doen, omdat die zijn energiebanen verstoorden. Belachelijk vond hij het – vorig jaar reed hij iedereen naar huis, met oorbellen en al – maar toen de arts er niet meer over ophield, had hij besloten ze toch maar uit te doen. Patricia was er blij om; die oorringetjes waren leuk toen je achttien was, maar eigenlijk passen ze allang niet meer bij je, had ze gezegd.

Maar hij mist ze nog steeds.

Hij zucht. Vorig jaar nog derde, vandaag zevenentachtigste, met een dikke zeven minuten aan zijn broek. Totdat die klootzak van een Rollin besloot zijn fiets tegen een autospiegel te parkeren, ging het eigenlijk best lekker. Een paar keer voorin, het gevoel was goed. Als die Rollin een beetje beter had opgelet, had hij nog wel kort kunnen eindigen ook. Nee, niet volgens plan, maar het was wel even lekker geweest. Hadden die journalisten hun gezeik tenminste ook even gestaakt, nondeju. Gek wordt hij ervan. Hoe sta je ervoor, Philippe? Valt nog een beetje tegen, of niet? Het valt niet mee hè, na zo’n topjaar? En maar antwoorden dat ze zich geen zorgen hoefden te maken. Echt niet. Hij zucht nogmaals. Als hij dit van tevoren had geweten, had hij nooit met het plan ingestemd.

Hij draait zich om om zijn rug te bekijken. De schaafwonden waren meteen na de finish behandeld. De huid rondom het verband is nog rood. Hij laat zijn lange vingers voorzichtig over de huid en het verband gaan. Het voelt heet aan, en trekkerig. De komende nachten zal hij op zijn buik moeten slapen, zoveel is zeker. Hij draait zich weer om, laat de tandenborstel langs zijn onderkiezen zoemen. Of het niet wat vreemd was, had zo’n journalist van de week gevraagd, dat twee grote Belgische renners last van tandpijn hadden gekregen? Hij had gelachen, gezegd dat Wellens en hij misschien wel door dezelfde Italiaanse knoeier waren behandeld. Terwijl hij antwoordde vroeg hij zich af waar die journalist eigenlijk op had gehoopt. Dacht die vent werkelijk dat hij wist wat Bart Wellens had gemankeerd?

Ze moesten eens weten.

Wat hem ook had verbaasd, waren al die vragen over heimwee naar de Belgische ploeg. Nou mensen, niet iedereen heet Tom Boonen hè, had hij willen zeggen. Zijn antwoord had hij echter netjes gehouden: nee, hij had geen heimwee. Maar wennen moest hij wel, ja, dat sprak voor zich. De journalisten hadden vriendelijk geknikt. Hij had inderdaad moeten wennen, peinst hij terwijl hij een gemeen puistje net boven z’n wenkbrauw ontwaart. Maar niet aan de ploeg. Of aan het materiaal. Hij had moeten wennen aan het plan van aanpak. Maar dat zei hij niet. Een van die journalisten was er nog even over doorgegaan, opperde zelfs dat hij deze winter gewoon op zijn oude fiets had getraind, dat hij de afstelling van de nieuwe fiets niet serieus had genomen. En een paar renners hadden hem trouwens ook toevertrouwd dat Philippe voorafgaand aan de etappes nog stiekeme trainingen afdraaide, hoe zat dat? Hoofdschuddend had hij het aangehoord, en hij was blij dat zijn ploegleider het verhaal meteen ontkrachtte. Kon hij even zijn mond houden.

Nee, denkt hij, terwijl hij de tandenborstel langs de binnenkant van zijn bovengebit laat gaan, volgend jaar doe ik het toch weer op mijn manier. De grote meneer John Lelangue kan de boom in. Alsof hij de beste ploegleider ooit is, alleen omdat Cadel vorig jaar de Tour heeft gewonnen.

Zijn gedachten gaan terug naar de eerste seizoensbespreking, net voor de kerst. Wat zijn plannen waren, had John gevraagd. Philippe had gelachen: ‘De Ronde en het WK, dat wist je toch al?’ Lelangue had geknikt. ‘En alles wat ik verder meepak, is mooi meegenomen,’ had hij eraan toegevoegd. En toen kwam John met zijn plan. VERSCHUILEN. Met hoofdletters. Het was de enige manier. Verschuilen. Philippe had hem alleen maar aangekeken. ‘Laat niet zien hoe je er werkelijk voorstaat’, was John zijn uitleg begonnen. ‘Gewoon lekker meetrappen in de Tirreno-Adriatico, rustig in het pak over de streep. Het beste is om niet te veel kilometers te maken, zo heeft Cadel het vorig jaar ook gedaan. Dus die Tirreno rijd je niet uit. Na een paar dagen naar huis, liefst na een slechte etappe. Die journalisten worden helemaal gek en in het peloton gaan ze je meewarig aankijken, let maar op!’ In eerste instantie had hij het niets gevonden. Hij fietste om te winnen, altijd al gedaan ook. Maar een paar weken later was hij toch om. Hij had vaak aan Cancellara moeten denken, en de manier waarop die vorig jaar zijn koersen had moeten rijden. Altijd dat complete peloton op zijn wiel, hij moest er niet aan denken. En hij begreep ook wel dat hem precies hetzelfde zou gebeuren. ‘Heel goed,’ had John gezegd toen hij hem belde om te vertellen dat hij meeging in het plan.

Toen het tandpijnverhaal van Bart Wellens naar buiten kwam, hing John nog dezelfde avond aan de lijn. ‘Da’s een mooie, Philippe,’ had hij geschreeuwd. ‘Die gaan wij ook gebruiken, tussen de Tirreno en Milaan-San Remo. Strooien we ze nog wat extra zand in de ogen.’ Philippe had niets gezegd. ‘Hé, da’s goed toch?’ had John gevraagd. Met een zucht had Philippe ingestemd. ’s Avonds had hij het erover gehad met Patricia, maar die had hem alleen maar meewarig aangekeken. ‘Hoezo niet eerlijk? Straks, als jij als eerste over de streep komt, ben je dit allemaal vergeten. Maak je toch niet zoveel zorgen, lieverd.’
Hij kijkt opnieuw in de spiegel. Winnend over de streep in Oudenaarde. De twee derde plaatsen en die mislukte aanval op de Bosberg van vorig jaar rechtzetten. Zijn landgenoten helemaal gek en een dikke bonus van de organisatie – het was hem inmiddels wel duidelijk dat de koersdirectie er veel voor over had om van het gezeur over de Muur af te zijn. Philippe, Philippe, u begrijpt toch… Als ú onze eerste nieuwe editie weet te winnen…

Welzeker, hij had het begrepen. Terwijl zijn tandenborstel drie korte piepjes geeft, vraagt hij zich voor de zoveelste keer af of de winst in Oudenaarde voldoende zal zijn om dat zeurende gevoel van zich af te schudden. Hij buigt zich voorover om zijn mond te spoelen. Droogt zijn mond af en loopt naar de badkamerkast. Pakt het zwarte juweliersdoosje. Opent het. Pakt zijn oorbelletjes eruit. Spoelt ze af, brengt zijn gezicht dichter naar de spiegel en drukt het diamanten stekertje door zijn oorlel. Daarna het gouden ringetje. Hij doet een stapje naar achteren en kijkt zijn spiegelbeeld aan. Philippe Gilbert glimlacht. Verschuilen. Hij doet het nooit meer.

Ronde van Vlaanderen op groot scherm

Mariska Tjoelker
Laatste berichten van Mariska Tjoelker (alles zien)