“Mijn ex is ook een wielrenfan”, zei ze tegen mij. “Hij keek altijd de Tour de France.” Ik knikte. De ex was duidelijk geen echte fan. Maar dit was niet het moment om een discussie aan te gaan. “Volg jij de Tour ook?” vroeg ik. “Niet echt”, zei ze. “Het spijt me, maar eigenlijk vind ik wielrennen maar saai.” Ik knikte begrijpend. “Dat snap ik heel goed”, hoorde ik mezelf zeggen. Een leugentje om bestwil, de omstandigheden vroegen er nu eenmaal om. “Wielrennen is nóóit saai!” dacht ik verontwaardigd, maar ik paste terdege op. Sommige gedachten hou je voor jezelf. Met een vrouw over sport praten is al riskant, een discussie ontketenen is het tekenen van je eigen doodvonnis.

Mijn zwijgen voelde alsof ik een Judaskus op de wang van het cyclisme had gedrukt, hoogverraad veroorzaakt door blond haar en blauwe ogen waartegen ik niet kon vechten. In een donker hol waarvan de bezoekers de illusie hadden dat het een degelijk etablissement was, maar waarvan de uitbaters wel beter wisten, maakte ik me schuldig aan misschien wel de grootste doodzonde. Ik zweeg, en stemde dus toe, terwijl mijn grote liefde werd bezoedeld.

De volgende ochtend probeerde ik met mezelf in het reine te komen. Er moest een moment zijn geweest dat ook ik overvallen was door een immens gevoel van verveling. In mijn hoofd bleef het sudderen, alsof er een gedachte op de loer lag waar ik de vinger niet achter kon krijgen, een rit die ik uit mijn geheugen had gebannen omdat hij alles uitstraalde wat wielrennen juist niet was.

Minolta DSCErgens begon iets te dagen. Een man in een blauw tenue, een stoffige verlaten vlakte, een streep asfalt waar geen einde aan leek te komen: 14 september 2004, David Zabriskie, de Vuelta a España. Ik huiverde. Een rilling kroop langs mijn ruggengraat naar beneden. Bij het begin van de rechtstreekse uitzending verscheen een beeld. Een eenzame man die de tol moest betalen van een misschien overhaaste beslissing. Ontsnapt uit de buik van het peloton, misschien nog een of tweemaal vertwijfeld achterom gekeken. En nu alleen. Zabriskie was aan een solovlucht begonnen in een landschap dat desolater was dan desolaat. Het peloton sukkelde half slapend op grote achterstand achter hem aan, ‘just another day at the office’.

Dit werd afzien, voor mij misschien nog wel meer dan voor hem. Z-Man kon nog dromen van prachtige dames wier lippen op het podium zijn stoffige wangen zouden beroeren, mij restte na de finish slechts de Hollandse pot: aardappels, andijvie en een gehaktbal.

Ik bleef kijken, omdat je nu eenmaal blijft kijken naar een etappe uit een grote ronde. Het hele landschap ademde een diepe moedeloosheid uit alsof het bevangen was door een loden last, een last die dwars door het televisiescherm heen trok en ook mij in zijn greep hield. Een alles doordringende apathie waaraan ik niet kon ontkomen, waar ik niet aan mocht ontkomen. Dit was het moment waarop de mannen gescheiden werden van de jongetjes, het moment dat ik mezelf kon bewijzen dat ik een ware liefhebber was van de mooiste sport op aarde.

Zabriskie bevond zich nog steeds in de woestenij van de Spaanse binnenlanden, als een Iberische Sisyphos met een fiets als steen en een Murciaanse strook asfalt als berg leek hij voor eeuwig gedoemd door te moeten rijden. Zwoegend, badend in zijn eigen zweet, zonder kans op verlossing.

Ik, ondertussen, moest blijven kijken, als een voyeur die zich niet los kan schudden van een huiveringwekkend, maar desalniettemin fascinerend tafereel. De minuten regen zich aaneen alsof ze uren waren, Zabriskie als de protagonist in een zinloze middag, ‘De Avonden’ van Gerard Reve in een sportief jasje.

Hij kon niet meer terug, en ik ook niet. Samen waren we onderweg en ik voelde me deel van zijn strijd. Een eindeloze chasse patate tussen een lamgeslagen peloton en een meedogenloze finishlijn die, zo leek het, besloten had in dit leven niet meer naderbij te komen.

Uiteindelijk leek het noodlot medelijden te krijgen met de ongelukkige Amerikaan. Vanuit de verte doemde het rode vod op, als een luchtspiegeling die bij nader inzien toch de reddingsboei was om dit helse Marslandschap achter ons te kunnen laten. De laatste kilometer vergleed als in een droom. David raakte met zijn voorwiel de bevrijdende witte lijn. Het was dinsdag. De klok stond stil op 4:05:31. Vanaf nu zou het alleen maar beter worden.

Jan-Willem Schimmel
Laatste berichten van Jan-Willem Schimmel (alles zien)