Het wereldkampioenschap is de mooiste koers van het jaar. Steeds hetzelfde rondje, het is heerlijk om naar te kijken. Er moet natuurlijk wel een klim, of twee, in het parkoers zitten, want aan een vlakke sprinterskoers heb ik een pesthekel. Daar kijk ik niet naar. Cipollini, Cavendish, ik gun ze de regenboogtrui van harte, als ik het maar niet hoef te zien. Een echte wereldkampioen moet op zijn minst een beetje kunnen klimmen en soleren. Vind ik.

Maar hier doet zich in mijn koersvoorkeur voor het WK iets merkwaardigs voor. Dat zit zo. Het mooie van het WK is dat de koers altijd hard is, keihard, maar dat het voor de renners toch de kunst is zo lang mogelijk te wachten met de beslissende aanval.

Op het eerste gezicht bestaat er zo dus een opmerkelijke overeenkomst met een sprinterskoers. Het gebeurt in de laatste vijf minuten.

Maar juist in het eindeloos wachten schuilt de charme en de spanning van het WK. De renners moeten wachten, wachten, wachten. Er zijn ontsnappingen, maar daar moeten ze niet op reageren. Dat doen de anderen. Steven Rooks was een meester in het wachten. Dat was elk jaar weer een genot om naar te kijken. Jammer dat hij het geweldig kunnen wachten nooit beloond heeft gezien met de regenboogtrui. Onrecht.

Ook ik als kijker moet wachten. Eerst zit ik nog ontspannen op de bank – zak paprikachips erbij, flesje bier – maar naarmate de beslissing van de wedstrijd nadert, word ik steeds onrustiger. Ik ga zappen, van Nederland 1 naar Sporza en van Sporza naar Eurosport. Volkomen zinloos. Ik word nerveus, kan niet meer blijven zitten, trek nog gauw een koud flesje bier open, klok dat in enkele teugen leeg, heb geen trek meer in chips, laat het zakje pinda’s ongeopend in de kast liggen, en zap van de zenuwen nog maar weer eens.

Nog twee ronden, er is een groepje weg, met enkele outsiders, waaronder een Nederlander, maar ik weet: ze zullen worden teruggehaald. Snel nog een biertje. Zitten kan ik niet meer, ik drentel voor de tv heen en weer, flesje bier in de ene hand, afstandsbediening in de andere. Gelukkig is er verder niemand in de kamer.

Dan, opeens, is het wachten voorbij. De favorieten zitten op de laatste helling voorop, een outsider ontsnapt, maar die haalt het niet, een Nederlander sluit nog aan, er gloort hoop bij mij, maar tegen beter weten in. Dan de beslissing, één van de topfavorieten gaat ervandoor en wordt niet meer teruggehaald. Wereldkampioen! Wie twee en drie worden is volstrekt irrelevant.

Ik zijg terug op de bank. Man, wat was dat weer een geweldige koers. Ik wil een slok bier nemen, maar mijn flesje is leeg.

Volkomen bevredigd loop ik nog maar eens naar de koelkast. Buiten schijnt de zon, zie ik nu.

Frank van Dam
Laatste berichten van Frank van Dam (alles zien)