Afgelopen weekend luidden de economen Wim Lagae en Daam Van Reeth in De Morgen de noodklokken. Het wielrennen zit economisch in zwaar weer, het publiek vergrijst en het gekissebis tussen ASO en UCI is nog afzichtelijker dan de laatste vijf kilometer in Luik-Bastenaken-Luik. De eigenheid van de sport benadrukken ze evenwel te weinig.

Meerdere passages in dit interview vielen me op, vaak knikte ik instemmend, er worden tere punten aangeraakt die de klemtoon leggen op de kwetsbaarheid van de wielersport. Nu goed, het einde van het wielrennen vindt zo elk jaar wel een keer of zeven plaats, maar het heeft ditmaal eens niet met een onverlaat die naar doping grijpt te maken.

Wikimedia Commons

Wikimedia Commons

Ik las daarop het artikel nog een keer en nog een keer en telkenmale viel ik over die ene zin. “Wielrennen zou een voorbeeld moeten nemen aan biatlon en langlaufen.”

Van Reeth maakt zijn redenering af: “Daar hebben ze hun competitieformats aangepast aan de verzuchtingen van de tv-kijkers, met snelle spannende wedstrijden, met interessante formules als achtervolgingen en met prijzengeld dat hetzelfde is als van de Ronde van Vlaanderen.”

Het is geen groot geheim dat ik zelf een groot biatlonfan ben. Ik stel zelfs: eens vertrouwd met het concept gaat iedereen voor de bijl. Een gemiddelde biatlonrace staat bol van snelle omwentelingen, spanning en onvoorspelbaarheid. Langdradigheid? Bestaat niet. Door het schieten is een race ook nooit voor halfweg beslist, waar je dat in het veldrijden bijvoorbeeld wel ziet.

Biatlon heeft concessies gemaakt om de noden van de moderne sportliefhebber in te willigen en uit te groeien tot de meest bekeken wintersport in Europa.

Papieren schietschijven zijn verruild voor metalen schijven met als enige doel dat camera’s missers en rake schoten beter in beeld kunnen brengen. En strafminuten (uitgezonderd in de individuele proef) zijn vervangen door strafronden. Wie als eerste de finish bereikt in de massastart en de achtervolging is meteen ook de winnaar. Laagdrempeliger voor de kijker om te volgen.

Maar ook: de invoering van strafronden speelt in de kaart van de sterkere langlaufers, dit ten nadele van de betere schutters. Het karakter van de sport is dus ingrijpend veranderd.

Op de eerste Olympische Winterspelen kostte een misser zelfs twee strafminuten. Het goud ging naar een biatleet met de 15de tijd (op 30 deelnemers) in het langlaufen. De snelste langlaufer eindigde 25ste.

Maar wil dat zeggen dat een verbiatlonisering van het wielrennen de oplossing is? De context van de twee sporten is compleet verschillend. Biatlon was pas voor het eerst een olympische discipline in 1960 en is een relatief moderne sport. Het wielrennen daarentegen had dan al een hele geschiedenis achter de rug. Iconen als Coppi, Bartali en nog vroegere pioniers over wie nu vol gloed wordt gesproken en op wier erfenis het huidige wielrennen gebouwd is, ja zelfs het wielrennen met magie omhullen, waren dan al één voor één de revue gepasseerd. Telkens een wielerjournalist met evenveel vlijt als verbeelding de verhalen van een Charly Gaul, een Eddy Merckx of een Hugo Koblet optekende, ging de eigenheid van het wielrennen zich meer en meer aftekenen door haar rijke en unieke traditie.

Nu is er de tijdsgeest. Alles moet snel gaan, liefst ook spectaculair zijn en heeft pas waarde als het zich te gelde kan maken. Kijkcijfers en reclame-inkomsten zijn de fonkelende ster aan de hemel die de moderne sport welhaast blindelings volgt.

Dat de aard van de sport hierbij al eens wordt verloochend, wie maalt er nog om?

Is dat dan een kwalijke evolutie, die drang naar meer kijkers en bijhorende hogere inkomsten? Competitieformats daartoe veranderen? Aanpassen aan de verzuchtingen van de tv-kijkers?

Voor wie oppervlakkige sportbeleving verfoeit wel. De lat in de sportmedia ligt al te vaak ergens beneden het vriespunt. Sport moet een snelle, hapklare brok zijn, liefst in te slikken zonder te kauwen.

Ook in dat opzicht is het wielrennen een anachronisme van deze tijd, steevast op een slappe koord balancerend. En is het geen toeval dat de 10 kilometer in het snelschaatsen op sterven na dood is.

Vergelijk het met literatuur. Is de beste literatuur die waar spektakel en spanning op de eerste plaats komt te staan? Hebben klassieke romans geen bestaansrecht meer omdat gemakkelijk lezende, oppervlakkige lectuur nu eenmaal als zoete broodjes over de toonbank gaat?

Heeft het wielrennen met haar traditie en gezapigheid dan geen plaats naast de spectaculaire omwentelingen van biatlon en voetbal?

Je zal me niet horen ontkennen dat het wielrennen de toekomst te vaak in het verleden zoekt. Het klopt dat Tourritten over kasseien – hoe heroïsch het ook kan ogen wanneer het regent – totaal achterhaald zijn. Je zal me ook niet horen ontkennen dat wielrennen een patent heeft op neppe heroïek.

Behoud de kern van kasseikoersen, maar breid ze niet uit en steek niet in elke grote ronde een etappe over onbegaanbare kiezelwegen waarvoor lokale inboorlingen een omweg van twintig kilometer maken om die te ontwijken.

Beschouw de kasseikoersen niet als het middelpunt van het universum en omstreken, maar als folklore om te koesteren. Als er één iets goed is geweest aan de kassei-etappes in de Tour, dan wel dat ze ons geleerd hebben dat elke renner met een beetje vermogen in de benen ook over kasseien kan dokkeren. Dat je daar niet per se Sep Vanmarcke voor hoeft te heten.

Toch moet het een bekommernis zijn, meer dan in eender welke andere sport, om omzichtig om te springen met de (schijn van) traditie, het fundament waarop de charme en het succes van het wielrennen is gestoeld.

Je mag een nog zo geniaal businessmodel bedenken om de sport uit het drijfzand te sleuren, het wielrennen is het bedrijfsleven niet.

De wielrennerij zal zich op haar beurt in vraag moeten stellen. En zich afvragen welke concessies het bereid is te maken en kan maken zonder haar eigenheid te verliezen.

Is wielrennen nog wel wielrennen als de (schijn van) traditie op de tocht komt te staan?

Is wielrennen nog wel wielrennen als toeschouwers moeten betalen om het parcours te mogen betreden? Sport van het volk, weet u wel.

Is wielrennen nog wel wielrennen als we gaan fietsen op gesloten circuits?

Is wielrennen nog wel wielrennen als klassiekers als Milaan-San Remo ingekort worden met honderdvijftig kilometer ten bate van het spektakel?

Is wielrennen nog wel wielrennen als spektakel het enige oogmerk is?

Laat het debat op gang zijn getrapt. Het is zaak dat wielrennen haar traditie weet te verzoenen met het anno nu zonder hierbij haar eigenheid te verliezen.

Maar laat net die traditie in wielrennen een wezenlijk onderdeel zijn van haar eigenheid.

Lees hier het interview met Wim Lagae en Daam Van Reeth

Matthias Vangenechten
Laatste berichten van Matthias Vangenechten (alles zien)