Een korte cursus, op verzoek van @LayladeJong

Disclaimer: Ik ben geen wielerkenner, maar een wielerliefhebber. ‘Vergeten wielrenners’ ben ik gewoon vergeten. De nummer drie van Kuurne-Brussel-Kuurne  uit 1963? Geen idee. Oh, en ik fiets niet. Alleen naar de Albert Heijn.

Goed, wielrennen. Fietsen. Koers. Het mag allemaal. Alhoewel ‘koers’ eigenlijk staat voor het moment dat een wedstrijd, vaak na een lange tijd van schijnbaar onbeduidende ontsnappingen, echt losbarst. ”Het is koers!” doet bij de wielerliefhebber het bloed sneller stromen. Op twitter roept u dan ook meteen HET IS KOERS zodat iedereen weet dat het spannend wordt. Vaak valt ‘koers’ overigens precies samen met dat moment op zaterdag- of zondagmiddag waarop de meeste mensen een biertje pakken of een fles wijn opentrekken. Want zo is wielrennen, het laat zich uitstekend combineren met de middagplop. Tijdens de grote rondes wordt ook voor de avondplop gezorgd, u beschouwt dan urenlang na met Karl Vannieuwkerke en Mart Smeets. En een lekker blokje kaas. Of worst.

Bij ‘koers!’ in een bergetappe knalt de kopgroep uit elkaar als de eerste echte klimmer zich tegen een op het oog belachelijk steile helling omhoog zwoegt. Zitten er in die kopgroep geen mannen die meedoen voor het algemeen klassement, dan mogen zij winnen. Vaak zal de camera zich in dat geval al gauw op de groep favorieten voor de eindzege van de ronde richten, want zij vechten ‘de koers in de koers’ uit. Wees als beginnend kijker dus niet verbaasd dat alle aandacht uitgaat naar de man die als tiende over de streep komt. U gaat het vanzelf begrijpen. Om mee te kunnen praten moet u ook af en toe iets over het ‘verzet’ van de renner roepen. Als hij langzaam ronddraaiend naar boven lijkt te zwoegen draait hij een groot verzet. Als hij zijn benen heel snel ronddraait en naar boven lijkt te dansen, draait hij een klein verzet. Of heeft hij de juiste doping gebruikt natuurlijk.

In een vlakke etappe is het ‘koers!’ als een favoriet ontsnapt, of als het ‘op de kant’ gaat. Daar is sprake van als de renners waaiers moeten vormen om elkaar uit de wind te houden. Laat een renner zich verrassen door de wind, dan ‘mist hij de slag’. De arme drommel zal moeten laten zien hoe sterk de eenzame fietser is. En dat is die eenzame fietser vaak niet, tenzij hij een tijdrijder is. Een tijdrit is een wedstrijd waarin de renners tegen de klok rijden, niet tegen elkaar. Meestal wint Cancellara deze ritten. Cancellara noemt u Spartacus. Spartacus werd er van beschuldigd een motortje te hebben. Daarover had u de grap Spartamet kunnen maken. Doe dat maar niet meer.

Ook in een vlakke etappe zal er vaak een groepje renners in het begin van de race ontsnappen. Meestal worden zij een kilometer of tien voor de finish teruggepakt door het peloton. Dan begint de echte wedstrijd en zullen de ploegen met een goede sprinter in hun gelederen ‘treintjes’ gaan vormen om hun man aan de overwinning te helpen. Is dat dan niet nutteloos, die eerste 180 kilometer, vraagt u zich misschien af. Nee. Dat is nu eenmaal zo afgesproken, en bovendien hebben wij wielerkijkers inderdaad echt niets leukers en beters te doen. Fietsen is fietsen.

In de bovenstaande alinea’s heb ik het over etappes. Etappekoersen zijn meerdaagse wedstrijden, rondes dus. De Ronde van Frankrijk, De ronde van Spanje en De Ronde van Italië zijn de bekendste. De allerbekendste ronde is De Ronde. Die wordt verreden in Vlaanderen en heet daarom De ronde van, u raadt het al, Vlaanderen. De RVV is geen etappekoers maar wordt in één dag verreden. Dat is helemaal niet onlogisch. De start van het wielerseizoen begint elk jaar in België, met eendagskoersen als De Omloop Het Volk en Kuurne-Brussel-Kuurne. Al deze koersen zijn een opmaat naar de hoogmis van het voorjaar, voornoemde RVV.

Wat is nou leuker zult u vragen, eendagswedstrijden of rondes? Dat is een zinloze vraag, ze zijn allemaal geweldig en u moet dus het hele wielerseizoen alles kijken. Voor u het weet is het seizoen afgelopen, valt u in een zwart gat en verlangt u terug naar een verregende E3-prijs of een dodelijk saaie vlakke martelgang waarbij op het eind Cavendish toch weer wint. Dus u kijkt van eind februari (Omloop) tot half oktober (Lombardije). Begrepen?

Waar kijkt u. Dat is een belangrijke vraag. Bent u geïnteresseerd in Franse kastelen, goede riviertjes om met uw kano te varen, verhandelingen over het nieuwe wielrennen, tweeduizend jaar beschaving en een commentator die u vertelt wat u net zelf heeft gezien, dan kijkt u naar Herbert Dijkstra en Maarten Ducrot. Wilt u weten wat er in de koers gebeurt, overgoten met een flinke laag Vlaams chauvinisme, dan kijkt u op Sporza. U zegt dan overigens dat u naar ‘De Belg’ kijkt.  Ook Mart Smeets becommentarieert nog wel eens een wedstrijd, daar kijkt u naar als u wil raden welke renner Mart eigenlijk bedoelt met Molkema, Kiersen en Boogaart. Ook tellen hoe vaak Smeets Maarten Ducrot Martijn noemt is een prima tijdverdrijf. 

Tot slot, we ontkomen er niet aan, doping. Ja, dat is er. Wij wielerkijkers weten dat. En als er weer een renner betrapt wordt breekt ons hart. Maar wij lijmen dat gauw, want anders kunnen we geen fietsen meer kijken. En zonder fietsen is het leven zinloos. Bovendien, als ‘iedereen’ gebruikt, en jij bent de snelste, dan ben je toch gewoon nog steeds de snelste? Toch?

NB: In 1963 werd Willy Bocklandt derde in Kuurne-Brussel-Kuurne. Noël Foré won.

Bron: de website van Pastoor Poncke

Anne Spapens-Hamminga
Laatste berichten van Anne Spapens-Hamminga (alles zien)