06 HJ20151025-23712989Rust, zelfvertrouwen en focus. Dat is de eerste indruk die Jens Dekker (17) bij de start afgeeft. In het Belgische Zonhoven, bij de superprestigewedstrijd, zie ik de talentvolle veldrijder met een strakke blik en een schijnbaar volkomen ontspanning in zijn lijf op de eerste startrij staan. Dat zelfvertrouwen is geheel terecht. Jens Dekker is dit seizoen heer en meester bij de junioren. Van de 16 crossen die hij dit seizoen gereden heeft, staat hij 14 keer op het podium en stapt hij maar liefst 12 maal op het hoogste treetje. Hij won onlangs in Hellendoorn de nationale titel, maar zal het tricot met de nationale driekleur niet eens showen tijdens de komende wedstrijden. Dekker is namelijk ook drager van de blauwe trui, die van de Europees kampioen. Dat blauw wil hij komend weekend graag vervangen door een trui met alle kleuren van de regenboog. Op zaterdag 30 januari wil hij in het Belgische Zolder wereldkampioen veldrijden worden bij de junioren. Die gedachte had hij vorig jaar al vast in zijn hoofd geplant. Op 31 januari 2015 om precies te zijn. Een paar minuten nadat hij teleurstellend als 26e eindigde tijdens zijn WK-debuut in het Tsjechische Tabor.

De jonge Dekker heeft een enorme drive die, als ik wat beter kijk, ook bij de start zichtbaar is. De schijnbaar ontspannen renner heeft een rode blos op beide wangen. Hij wiebelt onrustig met zijn linkerschoen in het omhoogstaande pedaal. Even friemelt hij met zijn vingers aan zijn oor, zet daarna zijn bril nog eens recht en blijft dan lichtjes met beide handen aan de remhendels trekken. Aanwijzingen van een verhoogd adrenaline-niveau van een renner die al op kop wil rijden zodra de eerste bocht zich in het veld aandient. Van kop af de wedstrijd winnen, dat begint het handelsmerk van Jens Dekker te worden, net zoals Niels Albert dat in zijn beste jaren deed. Ook in Zonhoven lukt het Jens op die manier. Hij duikt als eerste de beroemde zandkuil in, behoudt ook na een val de koppositie in de wedstrijd en mag na de finish twee bossen bloemen ophalen. Eén voor de dagwinst en één voor de koppositie in het klassement. “Als jij eens een weekend zonder bloemen thuis komt, zul je vast geen eten meer krijgen”, lacht Marc Dierickx, zijn ploegleider bij Enertherm-BKCP.

18 HJ20151025-23713759

De vazen met bloemen kan ik niet gelijk ontwaren, als ik op een gure maandagavond de warme woonkamer van het ouderlijk huis binnenstap. Het huis in het Drentse gehucht Fluitenberg was gemakkelijk te herkennen aan de witte bus die voor de deur geparkeerd staat. Het is dezelfde bus waarmee Jens samen met zijn vader ieder weekend naar de crosswedstrijden rijdt. De Waswacht, witgoedspecialist staat erop. Het familiebedrijf dat inmiddels al enige jaren door zijn vader gerund wordt. Boven de voordeur hangt een naambord met sierlijk gekrulde witte letters. ‘Gure txokoa’ ontcijfer ik. “Dat is Baskisch en betekent zoiets als goed huis”, vertelt Jens’ vader.

Huize Dekker blijkt inderdaad een goed huis, als ik ook bij het tweede kopje koffie weer een plak cake aangeboden krijg. Het doet moeder Marita Treacy denken aan de birthday cake die zij maakte voor de 10e verjaardag van Jens. Daarop had ze 10 vlaggetjes geprikt met de gezichten van de wielrenners die tijdens zijn jonge jaren wereldkampioen geworden waren. Jens noemde de namen van de kampioenen snel en feilloos op. Inclusief het jaar waarin gewonnen werd. De bezetenheid voor het wielrennen zat er toen al in.

Niet gek, natuurlijk, dat fanatisme. Zeker niet als je weet dat Jens een telg is uit een echte wielerfamilie. Vader Dick heeft vanaf zijn jeugd 23 jaar in competitieverband gefietst, waarvan zes jaar als professioneel renner. Hij reed voornamelijk in buitenlandse dienst. In Oostenrijk en bij kleine Spaanse ploegen als Caja Rural en Paternia Sport, waar hij dat woordje Baskisch vandaan heeft gehaald.

Moeder Marita, die haar Australische achtergrond met een rollende R verraadt, reed in haar moederland wedstrijden op de baan en op de weg. Daarna werkte ze als verzorger in de wielersport. Olympisch kampioene Kathy Watt vroeg haar als masseuse mee naar de Tour de France voor vrouwen, de Tour Feminin, en zo kwam zij in Europa terecht. Het is de koers die Jens’ ouders bij elkaar bracht. Marita en Dick ontmoetten elkaar tijdens de ronde van Nederland. Geen wonder dat zijn ouders hem naast een goed stel genen ook de liefde voor de koers hebben meegegeven.

De meest bekende Dekker is vanzelfsprekend zijn oom Erik, die voor de Rabo-ploeg zo succesvol was met overwinningen in ondermeer de Amstel Gold race, Parijs-Tours en de Tour de France. In een documentaire die in 2006 over zijn oom Erik gemaakt is, speelt Jens als neefje een kleine bijrol. Vader Dick laat een moment uit de documentaire zien, waarin hijzelf geïnterviewd wordt over zijn broer. De kleine Jens rijdt ondertussen meerdere malen door het beeld. Al ploegend op een rode mountainbike met zwarte spatborden over het grasbaantje van wielervereniging De Peddelaars in Hoogeveen. Hij stampt nog met bergschoentjes op de pedalen, maar heeft al koershandschoentjes aan en een professionele helm op. Aan de Rabo-kleuren te zien, heeft hij die van zijn oom gekregen.

Als Karin Mulder, de interviewster van RTV Drenthe, hem ook even de microfoon onder de neus drukt, verstopt de jeugdige Jens zijn ambitie bepaald niet onder het gras. “Ik wil tot prof komen”, zegt hij. “Maar ik weet niet of dat gaat lukken”. De nu 17-jarige Jens kijkt mee wanneer hij de 10 jaar jongere editie van zichzelf tegen zijn vader hoort roepen: ”Papa, ik heb de sprint geoefend, en ik sprint goed. Ook in het veld!”. Jens moet grinniken. “Ik wist niet dat ik toen ook al met veldrijden bezig was…”.

HJ20160110-23720574

Aan een tafeltje in de showroom van zijn vader, vertelt Jens dat hij zich tijdens zijn jeugd vooral richtte op het wielrennen op de weg. Veldrijden deed hij ook wel, maar slechts als wintertraining. Het was pure tegenslag die hem twee jaar geleden als een dwaalgast van de weg naar het veld dreef. “Ik had veel verwacht van mijn seizoen op de weg als eerstejaars nieuweling. Maar dat mislukte compleet”.

Jens begint het wegseizoen van 2013 met een trainingsachterstand omdat hij vanwege ziekte minder heeft kunnen trainen. Vaak zit hij tijdens de koers wel in de juiste ontsnapping, maar heeft hij te weinig adem om finales te kunnen rijden. De podiumplekken waarin hij in het jaar daarvoor nog grossierde, blijven uit. “Toen viel ik ook nog tijdens het districtskampioenschap. Ik werd angstig in het peloton en durfde nauwelijks nog goede bochten te rijden. Ik dacht: laat ik maar gaan crossen, dan hoef ik tenminste niet meer in een peloton te rijden.”

Aan het eind van dat wegseizoen smeekt Jens zijn vader gefrustreerd om 2 crossfietsen, 4 sets wielen en een stel Dugast tubes. Jens belooft hem om crosswedstrijden te winnen en zelfs Nederlands kampioen te worden. Niemand die hem gelooft. Maar zijn vader koopt voor hem twee Apex-frames. Tweedehands, dat wel. De derde veldrit die Jens op deze fietsen rijdt, wint hij. En daar blijft het niet bij. Hij wint maar liefst 12 wedstrijden, waaronder ook de internationale Superprestige in Gieten. In december verschijnt er een mailtje in zijn mailbox. Afzender Adrie van der Poel. Of Jens misschien belangstelling heeft om bij de ploeg te rijden waar ook zijn zoons David en Mathieu onder contract staan?

In het shirt van Enertherm-BKCP rijdt hij in januari 2014 het Nederlands Kampioenschap dat vlakbij Gieten in ’t Nije Hemelriek gehouden wordt. Lange tijd ligt Jens aan kop en lijkt hij daadwerkelijk Nederlands kampioen te worden. Een botsing met een boom houdt hem uiteindelijk van de zege af. Jens komt met een bronzen medaille en een gekneusde schouder thuis en is definitief veldrijder geworden.

Het liefst zou hij nu al in België willen wonen, vertelt Jens, terwijl hij met enige trots zijn door de sponsor gepersonaliseerde fiets showt. Op de bovenbuis van de zwart/ grijs gespoten Stevens-bike prijkt een witte ster, omringt door de Europese sterren. In het midden van de ster staan zijn initialen, in metallic blauw: JD. “Ik wil zover mogelijk komen in het veldrijden en daar heb ik alles voor over. In België kan ik trainen bij Adrie van der Poel”. Hij denkt dat Van der Poel hem vooral op technisch vlak beter kan maken. “Ik heb dit jaar slechts twee koersen verloren. Maar beide keren was dat wel op een technisch parcours”.

Voordat Jens naar België mag verkassen, moet hij eerst zijn HAVO afronden op de Topsport Talentschool in Zwolle. Deze zomer doet hij examen. Welke studie hij daarna gaat doen, weet hij nog niet. “School wordt straks lastig, naast een carrière als wielrenner. Eigenlijk kan ik ook niet zoveel anders dan fietsen. Fietsen is altijd al belangrijk voor mij geweest. Het was voor mij als kind mijn enige uitlaatklep. Het heeft mij rustig gekregen. Toen ik nog niet fietste, was ik hartstikke agressief”.

15 HJ20151025-23713177

Al zal de sympathieke Drent niemand ooit nog met een vinger aanraken, toch zijn ze in België als de dóód voor hem. Bang om van hem te verliezen. Pure angst dat deze Hollander op de eerste dag van ‘hun’ wereldkampioenschap er met de winst van door gaat, terwijl hun favorieten in de modder liggen te happen. Dat is hét Belgische schrikbeeld: Jens Dekker, wereldkampioen bij de junioren, als prelude op het mogelijke wereldkampioenschap bij de senioren van die andere Nederlander, Mathieu van der Poel. Dat die kans reëel is, weet ook ploegleider Marc Dierickx, die bij Enertherm-BKCP zowel Jens Dekker als zijn belangrijkste Belgische tegenstrever, Jappe Jaspers, in de opleidingsploeg heeft. “Jens is zo’n sterke beer! Ik heb hem dit jaar niet alleen lichamelijk veel sterker zien worden. Ook technisch en tactisch is hij beter geworden. Eigenlijk ken ik niemand die op deze leeftijd zijn eigen krachten al zo goed kent”.

Fotograaf Henri Santing maakte deze serie in Zonhoven

Bort Hartog