Het gekwinkeleer van de vogels klinkt anders dan thuis. Alles klinkt anders dan thuis. Het ontwaken van het leven op de camping door de openstaande ramen van de camper. De ademhaling van een derde persoon in dezelfde ruimte in de vorm van zijn dochter in het bed in de alkoof. Het gedempte liefdesspel in een tentje ergens buiten heeft iets romantisch en confronterends tegelijkertijd. Leontien ligt hem met half open ogen aan te kijken. Denkt ze aan hetzelfde? Met een gesmoorde kreet komt er een abrupt einde aan het ritmische gekreun van een luchtbed. ‘Was dat..?’ Leontien lacht. Even ziet hij een flits van het meisje van toen in haar gerimpelde gezicht.

Voorzichtig tilt Eddy de mountainbike van het fietsenrek. Behoedzaam, om te voorkomen dat de racefiets, zijn racefiets er achter niet mee komt. Het ging net, die extra fiets op het rek, maar eigenlijk kan het niet. ‘Lars, help me even.’ Op zijn duizendste gemakje slentert de knul zijn richting uit. ‘Houd mijn fiets even vast wil je.’

‘Ik ga echt niet fietsen hoor.’ De jongen knikt veelbetekenend naar de matzwarte mountainbike. Eddy bromt iets in de trant van ‘dat zien we dan nog wel’. Vandaag heeft hij geen energie om de strijd aan te gaan. De verplaatsing van gisteren heeft er flink ingehakt. Vooral die drie uur aanschuiven op de verzengend hete rondweg rond Parijs is hem niet in de kouwe kleren gaan zitten. Het soort van moment dat je je doet afvragen waarvoor je het eigenlijk allemaal doet.

Een vraag die hij zich de uren daarna nog regelmatig stelt. Zuchtend tegen lange flauwe hellingen. Zwoegend op kortere venijnige klimmetjes. Puffend in de hete middagzon. De eenzame fietser. Geïsoleerd van zijn omgeving. Een met zijn gedachten. Langzaam rijpt een plan voor de rest van de tocht. Wat hij nodig heeft zijn medestanders in de ontsnapping. Medevluchters die hem verstaan.

In de campingbar is Lieuwe Westra verdwenen uit de kopgroep. Teruggezakt in het peloton, terwijl de overige vier vechten voor de laatste seconden. De verzamelde Nederlanders luisteren naar het commentaar van Ducrot en Dijkstra. De mededeling boven in beeld meldt dat Sesamstraat komt te vervallen. Een beetje onwezenlijk dit, zo midden in Frankrijk. Marianne ploft naast hem op een van de houten caféstoelen. Nog druppend van het zwembadwater. ‘Duurt het nog lang?’ ‘Nog veertien dagen’, klinkt het bijdehand uit onbekende mond. Het meisje reageert niet. Geeft haar vader een zoen op zijn wang en vertrekt.

‘Stoort het dat ik rook?’ Alsof de vraag volkomen retorisch is, blaast Trixie een dunne sliert rook naar boven. Haar hoofd achterover in de campingstoel. Haar benen nonchalant over de leuning. Eddy negeert de vraag. Denkt terug aan het pakje shag dat hij vorige week vol frustratie in het gazon heeft gemikt. Een moment van zwakte. Een kleine terugval. ‘Ik was gestopt weet je. Maar toen was oma steeds ziek en op school ging het niet zo lekker en… Nu ja, dan is het moeilijk om er niet naar te pakken.’ Het meisje ratelt maar door. ‘Jij hebt toch ook gerookt? Zei Lars. Heb je er dan nooit meer zin in? Even rustig een peuk roken als het je allemaal teveel wordt?’ Even is ze stil. ‘Geloof jij eigenlijk dat die coureurs zonder drugs kunnen? Zonder doping? Ze kijkt Eddy oprecht vragend aan. ‘Ik bedoel als ze stoppen, kunnen ze dan gewoon zonder, of moeten ze echt afkicken? ‘Ik wist niet dat je van wielrennen hield’, is het enige dat Eddy uit kan brengen.

Marc Zaan