‘Heb jij Eddy nog gesproken vanochtend?’ ‘Nee, ik heb twee keer gebeld, maar er werd niet opgenomen.’ Judith zucht, ‘Leontien reageert ook niet op mijn berichten. Nu ja, ze zullen hier om een uur of vier wel zijn. Ik moet vanmiddag alleen nog wat stokbrood halen.’ ‘Als ze een auto hebben.’ Michael neemt nog een hap van zijn boterham. ‘Huh, wat bedoel je?’ Met een grote slok melk slikt de puisterige jongeman zijn brood weg. ‘Heb je dat niet mee gekregen? Lars is gisteren met de auto van zijn pa tegen een boom gereden.’

Gert-Jan kijkt zijn zoon vragend aan. ‘Wat?’ ‘Hoe weet jij dat nu weer?’ De knul houdt zijn mobiel omhoog. ‘Wel eens van Whatsapp gehoord ouwe?’ Hij lacht. Wetend hoe verslaafd zijn vader is aan sociale media. Gert-Jan grinnikt. Touché. ‘En Lars? Is het ernstig?’ Judith ziet het luchtige er niet van. Michael haalt zijn schouders op, ‘z’n telefoon doet het in elk geval nog’.

De rook van de barbecue kringelt traag omhoog naar de kruin van de grote dakplataan naast het terras. Gert-Jan luistert met een half oor naar de driftige uitleg van zijn vroegere buurman. Over zijn zoon. Het uilskuiken. Hoe het makkelijk heel anders had kunnen aflopen. De schrik lijkt er nog goed in te zitten. ‘En de auto?’ ‘Afgeschreven. Daar is geen twijfel over mogelijk.’ Gert-Jan verbaast zich over de laconieke reactie van de man tegenover hem. ‘Het is maar blik’, verduidelijkt Eddy zijn antwoord. ‘Probleem van de leasemaatschappij.’

‘Zie die hond’, Eddy springt net niet recht uit zijn stoel. Gert-Jan draait zich om. Een halfgare kippenpoot in zijn barbecuetang. ‘Wow, dat gaat maar net goed’. Eddy neemt een slok van zijn bier. Een leeg flesje. Michael zet een nieuwe neer. ‘Bedankt.’ ‘Had ie gedronken eigenlijk?’ ‘Wie? Lars? Nee, gelukkig niet.’ ‘Natuurlijk niet.’ Leontien met een kom sla in haar handen. Vastberaden haar zoon te verdedigen tot het uiterste. Zoiets doet haar oogappel niet. Daarvoor is hij veel te verstandig. ‘Wat zit jij nou dom te grijnzen’, bijt ze haar dochter toe.

‘Stil nou even.’ De drie mannen kijken gebiologeerd naar het scherm. ‘Ze gaan hem pakken.’ ‘Nee.’ ‘Nee.’ ‘Ja, nee, hij redt het.’ ‘Zelfde dokter als Armstrong zeker’, sneert Gert-Jan naar het verhaal van Herbert en Maarten. Over de teelbalkanker van de winnaar. ‘Huh, wat, kijk nou.’ Op het scherm verschijnt een uitslag met een andere naam. ‘Het is een Belg, nou wordt Wuyts vast helemaal gek.’ Eddy lacht.

‘Mijnheer Mollema’, de agent aan de andere kant van de lijn klinkt serieus, ‘u bent de vader van Lars Mollema?’ Eddy knikt. Snapt uit het stilzwijgen van zijn gesprekspartner dat die zijn gebaar niet heeft kunnen zien door de telefoon. ‘Ja’, stamelt hij onzeker. ‘Ik heb een vervelend bericht voor u. Uit de bloedanalyse is gebleken dat uw zoon gisteren ten tijde van het ongeval onder invloed was.’ ‘Onze Lars’, bijt Eddy bits terug, ‘onze Lars drinkt nooit.’ ‘Daar kan ik niet over oordelen mijnheer. Uw zoon is positief bevonden op sporen van cocaïne.’

Marc Zaan