Site pictogram HET IS KOERS!

40 seconden: hoe de Marmotte mij sloopte

Wat kun je allemaal doen in 40 seconden? Je kunt binnen 40 seconden een gele kaart halen, je kunt binnen 40 seconden op een warme zomerdag zeker twee goudgele hersteldrankjes wegtikken of jezelf hypermodern in een zogenaamde elevator pitch presenteren. Kortom, in 40 seconden kan er veel gebeuren. Ik heb ergens op de route van de Marmotte 40 seconden laten liggen en daardoor een gouden brevet gemist. Zilver is ook mooi… Zeg dat maar eens tegen Mathieu van der Poel nadat hij zijn tweede WK-titel misloopt. Ik weet zeker dat er dan ook veel kan gebeuren in 40 seconden. Dus mocht je volgende zomer ergens op de Glandon, Telegraphe, Galibier of Alpe d’Huez 40 seconden zien liggen dan weet je nu van wie die zijn. Je hoeft ze niet mee te nemen. Ze liggen daar prima, want om eerlijk te zijn maakt de tijd niet zo heel veel uit. Uitfietsen van de Marmotte is belangrijker.

Op donderdag 29 juni van dit jaar reden mijn broertje (die overigens een prima chauffeur is) en ik richting Alpe d’Huez. Nog even wat boodschappen (stokbrood, brie, Paturain, Kronenbourg, zeg maar de basisbehoeften) doen in Bourg d’Oisans en dan het appartement betrekken bovenop de Alp. Op de vrijdag even de benen testen door de Col du Sarenne te beklimmen en op zaterdag de beentjes scheren. Tot zover de voorbereiding.

Zondag. De wekker gaat af 5.00 uur in de ochtend. Huh? Op de automatische piloot stap ik uit bed, loop naar de badkamer, kijk in de spiegel en denk: waar zijn wij nou helemaal mee bezig? Gelukkig wordt mijn maatje Hans ook wakker en beleeft hij iets soortgelijks. Even later pruttelt de koffie en sta ik een bordje havermout met banaan klaar te maken. De havermout spoel ik weg met carboloader (trekt een vies gezicht) en top ik af met een flesje bietensap (brrrrrrrrrrr). Alles voor de Marmotte!

Volgepakt als een pakezel staan we klaar voor vertrek. Eerst Alpe d’Huez afdalen om bij de start te komen in Bourg d’Oisans. In de ochtend tegen de klok van 6.00 uur kan het behoorlijk fris zijn in de afdaling, zo blijkt. Eenmaal in het dal aangekomen wachten we op het startsein en het moment dat er weer enig gevoel in de vingers zit. We starten in de eerste groep en staan redelijk vooraan. Om stipt 7.00uur schiet de burgemeester ons weg. De sprint naar de eerste klim is ingezet. Met 50 km/u rijden we naar de het plaatsje Allemont en begint het eerste deel van de klim op de stuwdam. Snel het stuwmeer over en dan begint het echt. Inmiddels is het ook niet koud meer. De Col du Glandon heb ik al eens eerder gereden, maar toen was het niet zo druk.

Het voordeel van vroeg starten is dat je niet wordt opgehouden bij de start, maar ieder voordeel heb zijn nadeel.  Op de eerste klim wordt je het eerste uur aan alle kanten voorbij gereden door die vedergewichten. Nogal  nadelig voor de moraal. Gewoon blijven trappen en let op je hartslag, probeerde ik te denken. De ene keer lukte dit beter dan de andere. Hans reed een iets ander tempo en halverwege de Glandon reed ik van hem weg. Bovenop wachten als je als eerste boven bent, was de afspraak. Na de tweede stuwdam volgt er een kleine afdaling en is het nog maar een paar kilometer tot de top. De laatste twee kilometer verreden wij in de mist met een ijzig windje. Eenmaal op de top koel je snel af. Na wat te hebben gegeten en gedronken konden we al snel weer samen beginnen aan de afdaling.

De afdaling van de Glandon was een avontuur op zich. Deze was in het begin zeer steil, had een slecht wegdek, lag nat en er waren heel wat mensen die vonden dat ze bepaalde capriolen uit moesten halen waardoor ze weliswaar sneller konden dalen, maar tegelijkertijd dezelfde levensspanne hadden als een eendagsvlieg. Klappertandend vervolgden wij onze weg en naarmate het dal dichterbij kwam steeg de temperatuur. Het beruchte dal tussen de Glandon en de Telegraphe moest vervolgens overbrugd worden zonder veel energie te verspillen. Deze tip was mij door meerdere fietsers ingefluisterd. Doe je teveel kopwerk in het dal, dan ben je gezien. Ruim 40 kilometer hebben wij in het wiel van twee Engelsen gezeten (en met ons nog een stuk of 50 profiteurs). Deze vriendelijke Engelsen vroegen ons om over te nemen, maar wij verstonden ineens geen Engels meer. Aan de voet van de Telegraphe spraken wij af dat ik gewoon door zou rijden en bij de finish zouden wij elkaar weer zien. Succes en tot straks!

De Telegraphe is een klim die niet te zwaar is, maar die wel zwaar kan worden als je te hard omhoog rijdt. Overschatting lag op de loer. Ik reed constant rond mijn omslagpunt (170 BPM) en kon mijzelf inhouden. Nu de Telegraphe nog bedwingen en ik was bijna halverwege. Eenmaal bovenop de Telegraphe is er vrij weinig te doen. Bidonnetjes vullen en afdalen naar Valloire. In Valloire had ik een paar jaar eerder een ritje met de mountainbike gemaakt. Nou ja, een ritje is wat zacht uitgedrukt. Ik ging met een skilift naar boven en ging met de 29-er blijkbaar via een downhillparcours weer naar beneden. Dat ik hier zit te typen mag een wonder heten. Dit ‘ritje’ mogen we rustig plaatsen onder de noemer: ben je nou helemaal gek geworden? Afijn, ik d(w)aal af. Terug naar de Marmotte. Vlak na het dorpje Valloire was een grote bevoorradingspost waar de Fransen zelfs brie aanboden. Geen haar op mijn benen die daar aan dacht. Even wat gedroogd fruit scoren en weer door.

De Galibier is een sluipmoordenaar. Deze klim begint niet al te steil en je kunt nog een beetje op de macht pedaleren, maar al snel wordt duidelijk dat het nu pas echt gaat beginnen. De eerste paar kilometer gaan me nog aardig af, maar in de verte doemt een bocht op en daarna loopt de weg voor mijn gevoel omhoog met percentages van ver boven de 20%. Het zal de ijle lucht wel zijn geweest die mij deed hallucineren. De weg wordt steiler en steiler en ik probeer een ritme te vinden. Ik blijf terugschakelen, maar daar beneden verspringt de ketting al lang niet meer. De Galibier is mij aan het slopen. Ik kijk om me heen en zie alleen maar lotgenoten, maar het verzacht de pijn niet. Ik probeer moed te putten uit het feit dat ik zowaar mensen in begin te halen. Een aantal van hen herken ik, zij vertrokken nog zeer ambitieus op de Telegraphe en lieten mij daar achter. De rollen zijn nu omgedraaid. Een beetje moraal komt terug.

Verderop staat iemand met kramp naast de weg te rekken. Ik herken het shirt en de taal die hij spreekt. Het shirt heb ik goed kunnen bestuderen in het dal tussen de Glandon en de Telegraph. Ik reed er immers heel wat kilometers achter, de voertaal was toen ook Engels. We hebben oogcontact en we weten allebei dat hij behoorlijk geflikt is. Vanbinnen schaam ik me, maar ik kan de benen nog ronddraaien. Op dat moment is mij dat veel meer waard. In de verte zie ik een tunnel. Ik wil er door maar ik moet er overheen. Een paar weken later zal Henry Dorgelo hier zijn camper parkeren en de Tour voorbij zien rijden. Na afloop appte hij dat er nog wat DNA van mij op de berg lag. Achteraf denk ik dat het ook wel 40 seconden konden zijn…

Die laatste kilometers van de Galibier waren zo zwaar dat iemand zijn fiets midden op de weg parkeerde en moest afstappen. Gelukkig kon ik een crash (met 5 km/u) nog maar net voorkomen. De lucht was ijl, de astma speelde op, de weg was 10% omhoog, het plaatje was compleet. Mentaal was dit het zwaarste stuk. Ik worstelde, maar kwam boven. En wat was het koud bovenop de Galbier… Het waaide stevig, mensen vielen van hun fiets, de gevoelstemperatuur was ongeveer 3 graden en ik was nat van het zweet. Probeer dan maar even wat eten naar binnen te schuiven en de bidons bij te vullen. Mijn lichaam wilde niet doen wat mijn hersenen wilden dat het moest doen. Capitulatie van het lichaam bovenop de Galibier. Even leuk op de foto voor het bord? Wat denk je zelf? Er stapte een trillend rietje op de fiets en dat riep om zijn moeder. Nog 50 kilometer dalen en dan Alpe d’Huez nog als toetje. Wat een heerlijk vooruitzicht.

Elke wielertoerist die een Alpenreus afdaalt heeft de illusie dat hij elegant de berg afzwiert, de bochten aansnijdt als Peter Sagan en de bochten verlaat als Nibali. Ik kan u meedelen dat het afdalen van de Galibier onder deze omstandigheden allesbehalve elegant verliep. Beeldt u zich een natte krant op een fiets in. Dit dekt aardig de lading. Het feit dat ik voor de bochten daadwerkelijk snelheid minderde deed mij beseffen dat mijn vingers nog werkten, want voelen deed ik ze al lang niet meer. Op de top van de Lautaret werd het gelukkig weer wat warmer. Een groep van vijf man passeerde mij en ik kon aansluiten. In het laatste wiel kon ik af en toe een hapje van een reepje nemen en een gelletje naar binnen werken tegen 50 km/uur. Het werd warmer en ik voelde mij weer aardig fris. Toen kwamen de beruchte tunneltjes. Afstand houden van je voorganger en het liefst als laatste de tunnel induiken was mij verteld. De reden hiervoor werd mij al snel duidelijk. Deze tunnels zijn niet goed verlicht en je rijdt ze binnen met een zonnebril op… Dit is geen fijne combinatie. Je schrikt je de blubber wanneer je ook nog eens merkt dat de weg niet al jofel is. Af en toe de ogen dichtknijpen en hopen dat je het stuur blijft vasthouden. Het liep met een sisser af. Vaak buj te bange! Alpe d’Huez kwam met de kilometer dichterbij en tussen mij en de finish lagen nog 21 bochten.

Voordat ik Alpe d’Huez opfietste was er nog een laatste bevoorrading. Een andere deelnemer wilde daar de planten water geven, maar die werd luidkeels door een aantal Franse dames teruggefloten. Niet zo dicht bij ons leeglopen voegden ze er aan toe. Ik heb ongeveer 40 seconden gezocht naar een geschikte locatie…

Alpe d’Huez is de eerste drie kilometer zwaar en daarna wordt het een stuk makkelijker. Ik hoor het ze nog zo zeggen. De eerste drie kilometer duurden voor mij tot aan de finish. Onderweg staat er voor het eerst publiek. Het aanmoedigen bezorgt je kippenvel en verhoogt gelijk je cadans. Zodra je uit het zicht bent stort je weer stilletjes in. Bochten tellen en blijven trappen was het devies. Tot mijn verbazing bleef ik mensen inhalen en werd ik zelf bijna niet meer gepasseerd. Wel door iets te fris uitziende renners, maar die waren alweer aan het afdalen. En dan ineens doemt er in de verte een fotograaf op in de berm! Oké, fiets je alleen? Zit je truitje recht? Ga ik zitten? Ga ik staan? Steek ik een duim omhoog? Deze vragen stelde ik mijzelf terwijl ik de fotograaf naderde. Wat zijn wielrenners toch ongelofelijk ijdel. Achteraf bekijk je de foto met watermerk en zie je de prijs. Is het de prijs waard? Na enige twijfel pak ik toch door en bestel een foto onder het mom van: ‘Gelukkig hebben we de foto’s nog!’

De laatste kilometer gaat vanzelf, de menigte zweept je op en je kunt de finish ruiken. De stem van mijn broertje torent erbovenuit. Ik kijk op en daar staat hij met een grijns van oor tor oor en de camera in de aanslag. Ik grijns terug. Eindelijk, de finish. Euforie overheerst, maar een beetje week word ik wel. Wat een rit was dat. Een blikje cola en een bakje pasta vullen de maag. We wachten op Hans en als ook hij is gefinisht halen wij onze brevetten op. Allebei een Brevet d’Argent (zilver). Lichte teleurstelling overheerst bij mij, maar bij het zien van de tijd realiseer ik me dat ik dichterbij was dan verwacht. De teleurstelling maakt plaats voor een gevoel van trots. Trots dat we zijn gefinisht en dat we dit hebben mogen meemaken. Dat Brevet d’Or komt nog wel een keer. Nu eerst een welverdiende halveliter in de zon op het terras boven op de Alp.

Au revoir!

Laatste berichten van Maarten Visser (alles zien)
Mobiele versie afsluiten