Afgelopen zomer was ik in de Pyreneeën. Van Isaac had ik een Element gekregen om me eens even goed mee te vermaken. Het plan was om The Ride te rijden, de epische tocht van Bikegear.cc, maar een knieblessure maakte dat tot een te hoog gegrepen evenement. In plaats daarvan bezocht ik de Pyreneeën, om er tegen drie mythische cols op te rijden. De Tourmalet, de Aubisque en de klim naar Hautacam. In deel 1: de Tourmalet.
Moordenaars
De organisatie van de Tour de France van 1910. Zij vonden dat een peloton renners op fietsen zonder een versnellingsapparaat prima over de onverharde wegen van de Tourmalet gejaagd kon worden. De renners zelf waren het hier niet geheel mee eens, het verhaal van Octave Lapize (‘vous êtes des assassins!’) is – volgens de laatste telling – zestienduizend keer verteld. En aangezien de stem der renners nooit doorslaggevend is geweest voor welke organisatie dan ook, mocht het peloton in 1911 opnieuw deze berg beklimmen. En in 1912. En in 1913. ‘14. De Eerste Wereldoorlog legde het wielrennen in heel Europa vier jaar lam, maar vanaf 1919 was het weer bal. Tourmalet, zeker. Moordenaars of niet.
Inmiddels heeft de Tourmalet een fraai lintje asfalt gekregen en is de Tour de France er niet meer weg te denken. Zo krankzinnig als de berg meer dan honderd jaar geleden leek, zo toegankelijk is hij nu. Onooglijke dorpjes aan de voet, die hevig koketteren met datgene waar de hoofdweg naartoe leidt, vormen de inleiding tot een klim wiens naam universeel bekend is. Tourvolgers reageren bijna blasé als de naam valt. Tourmalet. Ach, de Tourmalet. Bekende klim, weinig spannends.
De volgers is een zekere verzadiging vergeven, maar deze verzadiging zal als sneeuw voor de zon verdwijnen zodra er vanuit het noorden richting Luz-Saint-Sauveur wordt gefietst. Bergwanden die dreigend over de weg hangen, als boze vaders wiens kind weigert om de schoenen aan te trekken. Netten beschermen het verkeer tegen vallend gesteente en de horizon, toch al een zeldzaamheid in de Pyreneeën, is verdwenen. Je bent in de bergen, is wat deze weg lijkt te willen vertellen. De boodschap komt luid en duidelijk aan.
Eenmaal in Luz-Saint-Sauveur verdwijnt de dreigende omgeving enigszins. Wat heet; het bergdorp werkt bijna deprimerend. Hoezeer de plaatselijke bevolking ook probeert om het toch nog enige sjeu te geven, het is en blijft een skidorpje en in skidorpjes is het over het algemeen ver zoeken naar enige uiterlijke schoonheid. Deze schoonheid moet gezocht worden in de berg die hier begint.
Tweederde Stelvio
Een dikke achttien kilometer, meldt het bordje aan de voet van de klim. Da’s zeven minder dan de Stelvio, kruipt gelijk in mijn hoofd. Sinds mijn pelgrimstocht van vorig jaar is de legendarische Italiaanse berg zo’n beetje de maatstaf voor alles wat ik beklim. Zo is de Cauberg slechts een vijfentwintigste Stelvio en het viaduct over de A7, net buiten Groningen bij Hoogkerk, ongeveer een tweehonderdvijftigste Stelvio. En zo is de Tourmalet dus tweederde Stelvio. Ongeveer. Vergeef me mijn gebrekkige wiskunde. Hij is minder lang, is wat ik wil zeggen. En dat gevoel geeft moraal. Alsof ik de Stelvio aanvang bij het binnenrijden van het bos. Dat eerste onzalige deel lekker overgeslagen.
Onweer
Onweerswolken naderen. Ik hoor ze al een tijdje rommelen, maar ben nu ver genoeg onderweg dat ik weiger om erop in te spelen. Nu terugkeren om met beter weer een herkansing aan te vangen, is laf. Wie begint aan een berg, breekt de missie niet af omdat er onweer nadert. Lichte onzekerheid is er wel; slechts gehuld in kort-kort en met full-carbon wielen is het, laten we zeggen, uitdagend dalen vanuit de toppen van het hooggebergte.
Het onweer haalt me in en brengt regen. Het is duidelijk dat het zal blijven bij een korte, meteorologische tik van moeder natuur, maar desondanks schuil ik in het dorpje Bareges, waar ik bij Hotel Alphee een bak koffie en een bakje chocolademousse naar binnen schuif. Het is alles wat ze hadden en het kost een godsvermogen. Nog voor ik goed en wel verontwaardigd kan zijn over de rekening, is de onweersbui voorbij. Ik kan weer. Terug op de Isaac neemt de hitte het snel weer over van de regen en druipt het zweet al snel weer met grote regelmaat op m’n stuur.
Zo lelijk als het begin van de Tourmalet is, zo mooi is het slot. Als de lelijke dorpjes ophouden zich visueel te bemoeien met de klim, kom je in een woester landschap. Een landschap waar marmotten piepen – geen een gezien – en vee vrij rondloopt. Koeien stappen gezapig rond, hun bellen klinken alleen maar als ik te dichtbij kom. Een mannetje op een fiets, die langzaam en hevig hijgend voorbij komt; de dames zien dit elke dag. Hier is niks bijzonders aan, nul nieuwsgierigheid. Het wordt alleen even spannend als ik er eentje verras en ze van de weg af moet. Althans, dat denkt ze. Dit is haar thuis, niet het mijne. Als ik door het gras moet lopen, omdat een paar koeien weigeren om te wijken, loop ik door het gras.
Net als bij de Stelvio, toont de top van de Tourmalet zich al relatief vroeg. Ik las dat mensen dat als vervelend ervaren, omdat zo dichtbij ook tegelijk zo ver weg is. Zo ervaar ik dat totaal niet. Het geeft me juist moraal. Natuurlijk, het is nog een paar kilometer, maar ach. Zo slecht ben ik nou ook weer niet en er is inmiddels geen wolk meer te bekennen. Hier ben ik dan, op 1.500 kilometer van huis, op bijna 2.000 meter hoogte, zittend op een fiets van Nederlandse makelij. ‘PEC Zwolle’ staat op het wegdek geschreven. Hardop lachen. Hoi Nederlander. Ik erken je.
De laatste kilometer van de Tourmalet is een hufter. Ik maak hoorbaar geluid, op weg naar de top. Een soort kreun. Hoort niet, moet ik niet doen. Wat zal het ook. Eenmaal boven is het opeens een drukte van belang. Auto’s, fietsers, motoren. Een Britse vraagt of ze een foto van me moet nemen. Natuurlijk. Graag. Ik koop een fles water en maak me klaar voor de afdaling. De smalle top van de Tourmalet, gecombineerd met kort-kort en de frisse bries die er opeens toch staat, maakt dat het hier niet echt lekker uitrusten is.
Klootzak
Twee bochten in de afdaling is het opeens bijna allemaal voorbij. Is het overmoed? Waarschijnlijk wel. Feit is, dat ik een blinde bocht verkeerd inschat en te wijd ga. De drukte is nog niet geweken en ik kijk een fractie van een seconde recht in de lampen van een tegemoetkomende auto. Ik schreeuw. Drie keer. Wanhopig probeer ik de Isaac in het rechte spoor te krijgen, maar steeds als ik rem glijdt het achterwiel weg. Als dit fout gaat, is het allemaal voorbij. Dan klap ik over die auto heen, over de rand, naar beneden. Hoe kom ik dan thuis? Wat als ik niet zelf m’n vriendin kan bellen, wie moet dat dan doen? Ik ben helemaal alleen hier. Oh god, laat me die auto alsjeblieft missen.
Ik mis de auto. Ik zwiep er omheen. Mijn hartslag had niet eens tijd om omhoog te gaan. Duizend gedachten flitsten door me heen, maar de hartslag en de adrenaline hadden geen tijd om die gedachten van de juiste gevoelens te voorzien. Ik kan alleen maar tegen mezelf schreeuwen. Doe normaal. Wat ga je winnen met je toffe kop, hier bovenop een bergtop. Het interesseert niemand hoe hard je naar beneden gaat. Waag het niet om nog eens zoveel op het spel te zetten, klootzak. Doe dit nooit weer.
Terecht
De rest van de afdaling verloopt vlekkeloos. Ik stel de Isaac geen moment op de proef, al weet ik dat hij het had kunnen hebben. Eerdere afdalingen van minder spannende beklimmingen verliepen strak en soepel. Maar ik heb mezelf iets beloofd en daar hou ik me aan. Ik zoef langs het terras waar ik een dik uur geleden, of langer, nog een schofterig dure chocolademousse zat weg te slurpen. Ik kom door Luz-Saint-Sauveur, ik passeer de bergwanden die me eerder zo intimideerden. Het kost bergaf geen moeite.
De Tourmalet. Hier was het dus allemaal om te doen. Terecht.
- Kak - 20/05/2018
- Getest: Castelli Omloop bib shorts - 31/07/2017
- Getest: Rapha Pro Team Shadow - 09/05/2017