Ik sloeg laatst bijna over de kop toen ik met de auto door Limburg reed. Eerst een licht gevoel van verrukking: WK-aankondiging! Alsof ik dat niet wist trouwens. Toen: ongeloof, walging, een bijna fatale lachstuip achter het stuur. Zo lelijk, deze affiche moest een grap zijn.

In het Spaanse Borja had het gewerkt, dus waarom niet in Valkenburg? Zoiets moet de organisatie gedacht hebben. Die verminkte fresco bleek een publiekstrekker. Al is het een schoonheid, vergeleken bij onze WK-affiche. Het behoeft geen nader betoog eigenlijk. Ergens in een Valkenburgs museum hangt nog meer, voor wie dit weekend wil schuilen voor de regen.

Als niet-kunstkenner vermoed ik dat de bedoeling een combi was van grafisch experiment en wat magisch realisme, jammerlijk mislukt. Wielerkunst bestaat niet. Ik kijk nog liever naar een dooie appel op een schaal. En dat heeft niet alleen met smaak te maken.

Er bestaan maatstaven voor hele goeie en juist zeer matige prestaties. Ze noemen dat ook wel sport. En over wansmaak valt wel degelijk te twisten, dus. Neem nou dit – vrij typerende – voorbeeld van een wielerschilderij. De ongetwijfeld sympathieke maker is erin geslaagd zich in één opzicht te overtreffen: niet alles aan deze compositie is mislukt. Nee, nog méér.

De verhoudingen kloppen niet.

Dan, die altijd terugkerende drang om snelheid te illustreren. Hier krijgt per ongeluk krijgt de lucht die flitsende strepen en dat slaat nergens op. Kleuren die niet op elkaar zijn afgestemd, het lijkt wel een wielershirt. Inderdaad, mijn dochter van twee kan het beter. Janneke Brinkman-achtig uitgewerkte details die niet terzake doen, liefst met een lijntje erom.

Mocht het allemaal impressionistisch bedoeld zijn dan zou je de doorsnee wielerkunstenaar een flink shot heroïne toewensen. Om wat afstand van zijn/haar object te creëren. Of om het cliché te mijden, liever het hele onderwerp zelfs. Ga fijn een paard schilderen. Of doe een cursus Bob Ross, en doe ook dat bij voorkeur niet ongedrogeerd.

Waarom is de combinatie wielrennen en kunst toch zo’n ongelukkige? Er worden prachtige epistels over geschreven – kijk deze site eens -, boekenplanken vol verbeelding ook.

Als er ook maar één geslaagd voorbeeld zou bestaan dan pronkte het aan mijn muur. Dat ik daar in mijn studentenhuis een complete racefiets had hangen zou ik achteraf een statement noemen, geen ruimtegebrek. Niemand die het zag.

Het is niet eens een Nederlandse kwaal. Neem de hysterische Franse huisvlijt tijdens de Tour. En hun rotonde-kunst. Altijd maar verwijzen naar een superieur verleden, toen ze de fiets nog uitvonden en de Verlichting (nee, niet die) of tenminste hun eigen Tour nog konden domineren.

Misschien is de combinatie sport en kunst gewoon een ongelukkige. Moet je niets willen toevoegen aan de schoonheid van actie en decor.

Alleen een lui, poserend lijf leent zich voor kunst, de ontspannen mens als appel op de schaal. Van porno maak je ook geen schilderij. Misschien ook voelen échte kunstenaars dédain voor die volkse wielersport, of zagen ze allang dat die foto’s in zwart-wit, met tubes om de schouders, niet te overtreffen zijn. Zulke uitingen vind je dan weer nooit bij een wielrenner aan de muur.

Of deze, ook wel geslaagd. Maar die paste dan weer niet in mijn kofferbak. Of in m’n tuin.

Mooier en minstens zo zwaar als de Ronde van Vlaanderen-trofee, die ik mocht optillen bij een echte Ronde-winnaar. Ik was op slag blij geen echte renner te zijn. Ook al zo’n gedrocht waar geen slechte LSD-trip tegenop kan.

Echte wielrenners vinden wielerkunst vermoedelijk wel mooi. Anders zouden ze bij het binnenrijden van Valkenburg wel rechtsomkeert maken. Al die aquarellen in rennershuizen, trotse portretten van een moment dat er ook om schreeuwde ingelijst te worden. Het vraagt gewoon enige oefening om bij een bezoek gepast te reageren, zonder de gastheer te beledigen.

Adem even inhouden. Om dan te verzuchten: ‘goh, echt heel bijzonder.’

Mark de Bruijn