Dit verhaal is een onderdeel van de HetisKoers! WK special
Toen Lance Armstrong in oktober 1993 in Oslo door de gietende regen naar de wereldtitel soleerde, hing ik verveeld met een vriend op mijn slaapkamer. Het was zondagmiddag en we vulden onze tussen twee kerkbezoeken ingeklemde tijd met het luisteren naar zelfgemaakte best of cassettebandjes en puberaal gekwek. Het ging over school, meisjes en onze diepste wens om uit te gaan tot diep in de nacht, zonder de belemmering van die onwrikbare 12-uurgrens die wekelijks de dag des Heeren inluidde. Om vier uur werd er onder aan de trap geroepen dat er chips was. De volgende dag las ik in Trouw over de koers die ik de dag daarvoor door de zondagse tv-ban had moeten missen. ‘s Avonds zou er een item over de wedstrijd op tv komen, maar omdat ik naar catechisatie moest, dreigde ook dat aan mijn neus voorbij te gaan. Na afloop van het uurtje old school godsdienstonderwijs –het ging over de duivelse gevaren van muziek, zeker wanneer je die ook nog eens een keer achterstevoren ging afspelen (who the hell deed dat in hemelsnaam!)- racete ik door de polder naar huis en was ik nog net op tijd om het allerlaatste stukje van de reportage mee te pikken. Kort, maar voldoende om gegrepen te worden door the new kid in town die de dag ervoor de hele wielerwereld op zijn kop had gezet. Vooral zijn, volgens Mart Smeets licht loensende, blik maakte diepe indruk op mij. Eigenlijk straalde die alles uit wat ik niet was, maar wel wilde zijn: een lefgozer, stoer, rebels en meedogenloos. Een cool ringetje in zijn linkeroor. Hier stond iemand die zich niet liet verbieden om naar de disco te gaan of op zondag naar de televisie te kijken. Dat bleek wel uit het verhaal dat hij bij de koning van Noorwegen was uitgenodigd, maar dat zijn moeder (een iel verregend mens met een grauwe regenjas) niet welkom was. No fucking way! Dan ging Lance ook niet. Vanaf dat moment bewonderde ik hem.
Een paar weken geleden stuitte ik op een avond die ik nuttig wilde gebruiken, maar uiteindelijk vulde met het bekijken van een eindeloze reeks YouTube-filmpjes, op de beelden die ik 20 jaar geleden grotendeels had gemist. Het begon met de finish van Armstrong, “Senk You” zei Mart Smeets, en eindigde op het podium, waar een van de kou rillende Armstrong zich de regenboogtrui liet aanmeten. Daarna luisterde hij dicht aangekropen tegen Miguel Indurain en Olaf Ludwig naar The Star-spangled banner. Smeets was enthousiast over de kersverse wereldkampioen en meende “dat de wielerwereld nog veel aan deze man zou hebben in de toekomst”. En terwijl ik zo keek naar het fragment viel me iets op wat ik niet direct kon plaatsen. Ik bekeek het filmpje nogmaals en opeens had ik het: het was de onschuld die doorklonk in het commentaar. Hier werd verslag gedaan van een wedstrijd zonder dat er openlijk, of tussen de regels door, getwijfeld werd aan de oprechtheid van de winnaar. Commentaar zonder de achterdocht die tegenwoordig alle opvallende prestaties bij voorbaat in twijfel trekt. Hier zaten gewoon twee liefhebbers, die zeker met de wetenschap van nu, op een bijna naïeve wijze verslag deden van de koers. Niemand ook die op dat moment kon bevroeden hoe zwaar de wielersport 19 jaar later zou boeten voor een proces dat in deze periode werd ingezet. En ironisch genoeg zou juist de man die door Smeets als belofte voor de wielertoekomst was neergezet een absolute hoofdrol in dat schandaal vervullen.
Aan de rechterkant van het beeldscherm stonden nog meer filmpjes met Lance Armstrong in de hoofdrol. Er waren beelden van indrukwekkende demarrages bergop. Opzwepende muziek. Soms leek het wel of ze versneld werden afgedraaid. Ik bekeek podiumceremonies, de zoveelste gele trui. De kaken elk jaar scherper; het babyvet van Oslo was allang verdwenen. Ik zag een halfnaakte Armstrong rennend over een strand in een of andere triatlon. Er waren kankerfilmpjes en gele armbandjes en uiteindelijk kwamen daar de fragmenten met een langharige Tyler Hamilton, Betsy Andreu en andere voormalige vertrouwelingen, gevolgd door mannen in een witte jas die de wereld lieten weten hoe het echt allemaal was gegaan. Ze spraken over epo en bloedtransfusies. Weer waren er beelden van Lance Armstrong die tegen een berg opstoof, maar nu afgewisseld met naalden en bloedzakken, begeleid met dreigende, onheilspellende muziek. Het was een lange YouTube-trip langs de rise and fall van een van de grootste sportmensen die de wereld ooit had voortgebracht. Ik dacht weer aan de beelden en het commentaar van 1993, aan die piepjonge lefgozer, aan de onschuld en de naïviteit die door de jaren heen volledig was verdwenen. De toekomst van Oslo, de hoop van velen ging als een bedrieger de geschiedenisboeken in.
Ook met mijn onschuld en naïviteit was het na dat WK snel gedaan. Nog geen maand later werd ons leven volledig overhoop gegooid. Het plaatste mijn puberproblemen en mijn beginnende adoratie voor Lance Armstrong in een heel ander perspectief.
Maar van dat alles had ik op die verveelde zondagmiddag in oktober 1993 nog geen weet. Toen was Lance Armstrong gewoon nog een jonge frisse verschijning die op Marsen en Amerikaanse wilskracht naar de wereldtitel reed, hadden Smeets en Nelissen een geweldig WK gezien en maakte ik me druk om het tijdstip waarop ik op zaterdagavond thuis moest zijn en het verbod om, net als Lance Armstrong, een oorbel in mijn linkeroor te dragen. En zo werd dat filmpje voor mij een symbool van de (vermeende) onschuld, van de jeugd die kort daarna voorgoed zou verdwijnen. Een herinnering aan een tijd die nooit terug zou komen. En oh ja, voor ik het vergeet; op datzelfde WK werd de wedstrijd voor de Espoirs gewonnen door ene Jan Ullrich …
http://www.youtube.com/watch?v=Kk8xnEf8PXk
- Een spannend avontuur op de flanken van de Keutenberg - 13/04/2023
- De Zonnestraal: Jean-Pierre Monseré en de herinnering - 15/03/2023
- Koers of voetbal? - 23/06/2021
“babyvet”….. hmmm.
Ok, het aloude gezegde :”Van achter kijk je een koe in zijn gerrit” is van toepassing op wat ik nu ga zeggen maar toen vond ik hem al te opgeblazen om geen spierversterkende middelen te gebruiken.