Freddy Maertens in 1976. Het is zondag, 20 juni. Het weer is die dag slecht, voor het eerst sinds lang. Dat wordt wennen.
De Belgische profs rijden vandaag hun kampioenschap, een week voor de start van de Tour. Er zijn twee grote blokken, die dag in Dilsen: Flandria en Ijsboerke. Uit een van die ploegen moet de winnaar komen, is de verwachting. En dat klopt: Freddy Maertens, uit de rode Flandriagarde, wordt kampioen. Hij is gewoonweg de beste. Het Ijsboerketeam, dat rijdt voor kopman Walter Godefroot, redt het niet. Maertens rijdt solo naar de overwinning. Zijn voorsprong: 39 seconden op Jean-Luc Vandenbroucke, van Peugeot.
Freddy wint, dus. Alweer.
’s Avonds wordt Tsjechoslowakije (dat land bestond toen nog) Europees kampioen voetbal. Titelverdediger West-Duitsland (ook dàt land bestond toen nog…) wordt verslagen met de strafschoppen.
Een wat stuntelige, houterige man nam, als vijfde speler van zijn land, een aanloop voor zijn strafschop.
Hij trapte, heel zachtjes, een wat knullig balletje, zo leek het. Sepp Maier – de doelman van het West-Duitse sterrenelftal – koos een hoek, grabbelde naar de bal die nog net over zijn uitgestrekte lijf in het doel belandde. Het was een gedurfde strafschop, een penalty zoals je die eigenlijk nooit trapt. Een stiftertje, niet hard, niet in een hoek, gewoon in het midden van het doel.
De ‘Panenka’ was geboren.
“Het was een boerenjaar, 1976”, blikt Freddy Maertens nu terug. Freddy, intussen 61, verzorgt de PR in het Centrum van de Ronde van Vlaanderen, in Oudenaarde. Hij ontvangt er wielerliefhebbers en leidt ze rond in de wereld van de koers, van afzien en winnen, van nostalgische truitjes, van straffe verhalen over flandriens, over de Koppenberg en de Muur, over fietsen en het juiste verzet. “Vlamingen zijn zot van de koers”, vertelt hij bij een koffie. Een groep vrouwen, allemaal een stuk in de vijftig, komt aan het tafeltje staan. Giechelend, wat beschaamd. Of Freddy eerst even met hen op de foto wil. Dat kan, zegt hij. De vrouwen, weer even jonge meisjes, lachen, een rode blos op de wangen.
Een boerenjaar, dus.
Dat is waar, natuurlijk: Freddy wint 56 (!) wedstrijden: de Vierdaagse van Duinkerken, bijvoorbeeld. En de Brabantse Pijl, maar ook Gent-Wevelgem, het kampioenschap van Zürich, de Henninger Turm, de Amstel Gold Race…
Terug naar de Tour, en de proloog.
Het is donderdag, 24 juni. Plaats van afspraak: St.-Jean de Monts, in de Vendée. “De proloog was me op het lijf geschreven”, zegt Freddy. “Langs de kust, dat was ik gewoon, ik was immers van Lombardsijde. Ik wist wat het was om in de wind te rijden.” Maertens wint. Hij heeft 17 seconden voorsprong op Jezus Manzaneque, een Spanjaard. Bernard Thévenet, de Tourwinnaar van 1975, wordt derde. Dat is een uitstekend resultaat voor de Fransman. In 1977 zal Thévenet de Tour opnieuw winnen. Maar dit jaar, in 1976, zal het niet lukken. Later, in de negentiende rit, zal hij – compleet uitgeput – opgeven.
Een klapke doen
’s Anderendaags, na de proloog, wint Freddy Maertens opnieuw. In Angers verslaat hij Régis Delépine, een Fransman, en Ercole Gualazzini, een Italiaan, in de massasprint.
Freddy wint in de Tour acht ritten en de groene trui. Dat is veel. De Fransen vinden dat niet leuk.
Het is tenslotte hun Ronde. En ze hebben Jacques Esclassan, ook een topsprinter, uit een topploeg Peugeot. En dus kon er gepraat worden, geeft Freddy Maertens nu toe. Of: “We moeten maar eens een klapke doen.” Maertens lacht: “En dat hebben we gedaan! Die mannen van Peugeot hadden te horen gekregen dat de sponsor zich wel eens kon terugtrekken uit de wielersport. Sprekende resultaten zouden dat misschien nog wel kunnen verhinderen. Ze moesten dus snel een rit winnen in de Tour.”
Dat gebeurde ook, in Divonne-les-Bains.
Jacques Esclassan klopte Freddy Maertens, in een massasprint. Dat was met miniem verschil, met het blote oog nauwelijks te merken. “Dat was goed gespeeld van mij, ik moest zien dat ik net niet won, dat was de afspraak.”
Een verkochte rit, dus. Niemand hoefde dat te weten. Zo was dat, toen.
Alleen: er viel iets op, bleek achteraf op enkele foto’s van die sprint. Ergens midden in het peloton richtte Patrick Beon zich juichend op. Raar was dat… Hoe kon dat nu? Maertens: “Tja, dat was niet de bedoeling, natuurlijk. Beon, een ploegmaat van Esclassan, wist van onze combine. Alleen had hij dat niet hoeven te tonen. Hij was wat te enthousiast.”
Truitjes wisselen
Freddy heerste over de eerste dagen van de Tour: de gele trui, de groene trui, ritzeges: het bleef duren. Tot de rustdag, net voor de zware klim naar l’ Alpe d’Huez. Maertens: “Voor de start van de rit, kwam ik Lucien Van Impe tegen. Ik heb hem toen gezegd dat we boven op de Alp truitje konden wisselen. Ik was ervan overtuigd dat Lucien de gele trui van mij zou overnemen. Goed, misschien had ik de trui nog één dag langer kunnen dragen. Maar dan had Lomme Driessens, mijn ploegleider, me wat beter moeten inseinen. Ik wist niet precies hoeveel achterstand ik had. Maar dan nog: Lucien was gewoon de beste. En het scenario liep voor hem ook buitengewoon goed. Zijn ploeg had nog geen trap te veel moeten doen. Nu de bergen eraan kwamen, kon hij het commando overnemen. Perfect was dat.”
Dat Lucien even later de trui toch nog opnieuw verloor, aan Raymond Delisle -een wat duistere, oudere Fransman van Peugeot -, vindt Freddy achteraf niet zo erg: “Ik denk dat het zelfs opzettelijk was, dat verlies”, blikt Maertens nu terug. “Ik zou het eigenlijk nog eens moeten vragen aan Lucien. In ieder geval: al van de tweede week alle last van de koers op je schouders torsen, dat is niet verstandig. Lucien heeft dat goed gedaan.”
Giovanni
Voor Freddy Maertens blééf de Tour een succes. Hij blééf winnen, tot de laatste dag: “’s Morgens won ik de tijdrit in Parijs, maar in de namiddag werd ik geklopt, op de Champs-Elysées. De Nederlander Gerben Karstens was in de laatste bocht weggesprongen, we raakten er niet meer bij. Jammer, maar goed ik had acht ritten gewonnen.”
De thuiskomst in België zou een triomftocht worden. Althans: dat dacht Maertens. Maar er was wat aan de hand. En dat wist hij niet.
“Ik nam na de aankomst van de laatste rit een bad, in mijn hotel, het Holiday Inn in Parijs”, vertelt Freddy. “En toen werd er op de deur geklopt. Het was Lomme. Hij keek erg triest.”
Lomme Driessens had slecht nieuws. Hij wist het eigenlijk al enkele dagen. Maar hij zweeg.
Freddy, nu: “Ik werd boos. Ik wou het weten, maar Lomme zei nog altijd niets. Was er iets met mijn moeder? Zij was tenslotte toch nierpatiënte en was zwaar ziek. Was ik betrapt op doping? Ik moest immers dagelijks naar de controle en wie weet of er iets mis was gegaan.”
Neen, dus…
Terug naar vrijdag 16 juli, de Tour duurt nog twee dagen. Joop Zoetemelk, de uitstekende Nederlander, wint de rit naar de Puy de Dôme, een verschrikkelijke puist in de buurt van Clermont-Ferrand. Lucien Van Impe is tweede, op twaalf seconden. Freddy wordt zeventiende, op ruim drie minuten. Niets aan de hand, de Tour ligt in zijn definitieve plooi. Het is een topzomer. Lucien wint.
In België rijdt die dag een jongetje van zeven ondertussen de weg op, op zijn koersfietsje. Hij draagt een truitje van wereldkampioen. Hij doet dat graag, fietsen. Later wil hij ook kampioen worden, zoals zijn vader.
Enkele seconden later komt het jongetje onder een auto terecht. Het kleine ventje is dood. Het ventje is Giovanni Monseré.
“Giovanni is verongelukt”, zegt Lomme Driessens uiteindelijk. Freddy, over dat moment: “Ik ben de renners, de begeleiding, de pers, de organisatie nog altijd dankbaar dat ze dat voor mij verzwegen hebben, die laatste dagen van de Tour. Anders was ik er waarschijnlijk uitgestapt.”
Giovanni was het zoontje van Jean-Pierre – ‘Jempi’ – Monseré.
Jean-Pierre was een begenadigd renner. Hij zou een vedette worden. Dat kon nauwelijks anders: toen hij 22 jaar was, werd hij al wereldkampioen, in Leicester.
Op 15 maart 1971 startte hij in zijn trui van wereldkampioen, tegen zijn zin, in een kermiskoers in Retie. Het zou een voorbereiding worden op Milaan-San Remo, van enkele dagen later. Maar Monseré haalde Milaan niet. Op een lang stuk weg reed hij tegen een wagen die langs de rijweg, in de graskant, wachtte tot de kopgroep voorbijgereden was. ‘Jempi’ stierf op het beton in de Kempen.
Freddy Maertens trouwde met Carine, de nicht van Annie. Annie was de vrouw van Jean-Pierre Monseré. De kleine Giovanni was ook hun oogappel. Freddy zag het ventje graag. Hij gaf hem, voor zijn eerste communie, een koersfiets cadeau. En een truitje van wereldkampioen, net als zijn vader.
Die vrijdag ging Giovanni fietsen, in zijn truitje, op het fietsje van Freddy. Bijna was de Tour voorbij.“Je begrijpt het wel”, zegt Freddy nu nog steeds teneergeslagen, “het werd geen feest, die terugtocht naar België.”
Champagne!
Maar de plicht riep. Maertens: “In de Tour zelf verdienden we nauwelijks iets. Maar we konden er wel onze marktwaarde opkrikken. Dat was belangrijk met het oog op de criteriums, na de Tour. Daar kon je wél veel geld verdienen.”
Freddy reed er in 1976 zo’n veertig, samen met zijn Flandriamaten Michel Pollentier (ritwinnaar en zevende in het eindklassement) en Marc Demeyer (dat jaar winnaar van Parijs-Roubaix én een superknecht). Het was een hectisch programma, met een hels ritme. “Lomme had voor ons een pienter systeem uitgedokterd”, zegt Maertens. “Hij zorgde ervoor dat we konden uitslapen, in de buurt van de plaats waar het criterium gereden werd. Zo hoefden we niet altijd opnieuw naar huis te rijden, we konden rusten en we kregen lekker eten. ’s Anderendaags reden we dan met de fiets naar het volgende criterium. Het systeem zat goed in mekaar.”
Zo had Lomme Driessens nog wel meer ingenieuze invallen. Maertens: “Op 30 kilometer van het einde van een koers kwam Lomme bij mij met een drinkbus. Daar zat dan ook altijd wat champagne in. Ideaal, om het laatste stukje van de koers er weer tegenaan te kunnen. Je moest dat natuurlijk niet overdrijven, je moest doseren. Dat is zoals met koffie. Als je dat ook de hele dag drinkt, dan heeft dat ook geen effect meer.”
Ostuni
Freddy wou het goed doen in de criteriums. “Dat moest wel”, vertelt hij. “In de criteriums moest je je bewijzen om een ticket te bemachtigen voor het wereldkampioenschap.” Natuurlijk krijgt Freddy zijn ticket. En hij heeft er zin in, in die titelrace.
Ostuni, Italië. Het is 5 september 1976. “Het was een parcours langs de zee. We trokken ook het binnenland in, de heuvels in. We hadden dat jaar een heel hechte Belgische selectie.”
Dat hechte blok was nodig, bleek tijdens de wedstrijd. “Er reden vijftien renners weg. Daar was geen enkele Belg bij”, zegt Maertens. “Johan De Muynck stak zijn arm omhoog, meteen het sein voor onze ploeg om in actie te komen. De actie lukte, Francesco Moser was op dat moment weg met Joop Zoetemelk. Lucien Van Impe zette me nog even uit de wind, ik demarreerde en zat in de kopgroep, samen met de Italiaan Tino Conti.”
Freddy Maertens was – alweer – beresterk. Hij beantwoordt een aanval van Moser, in de afzink van een verregende helling: “Het was nat en gevaarlijk”, blikt hij nu terug. “Als hij valt, dan val ik ook. Maar het was het risico waard.”
Freddy klopte Moser in de spurt. Hij is wereldkampioen. Maertens is 24 jaar.
En later…
Freddy wint in 1977 weer meer dan vijftig wedstrijden. In de Ronde van Spanje rijdt hij van begin tot einde in de leiderstrui. Hij wint bovendien 13 van de 19 etappes. Een huzarenstukje…
De Ronde van Vlaanderen wordt een afknapper. Boven op de Koppenberg verandert Maertens van fiets. Ongeoorloofd, beslist de wedstrijdjury. Maar Freddy rijdt koppig verder, kilometerslang met Roger De Vlaeminck in zijn wiel. De Vlaeminck wint, Freddy Maertens wordt uit de uitslag geschrapt.
En dan: de Giro. Op het circuit van Mugello stormt het peloton naar de aankomst. Twee Belgen strijden voor de zege, dat staat vast. Freddy Maertens en Rik Van Linden – een echte spurtbom – haken in mekaar. Ze smakken tegen de grond. Maertens breekt zijn pols, het herstel wordt lang en lastig. Hier ligt de kiem voor de aftakeling, zal later blijken.
Maar er is meer aan de hand.
Freddy: “Er waren in 1975 al geruchten dat het niet meer zo goed ging met Flandria, onze sponsor. Maar pas in 1978 kwamen we het echt te weten. We werden niet meer betaald. Even later begonnen de belastingen een heksenjacht tegen mij. Ik kon me niet meer concentreren op de koers. Waarom rijd je nu niet meer zo goed, vroegen mijn supporters? Eenvoudig: ik zat niet meer op de fiets, ik was constant in gesprek met deurwaarders en advocaten. Mijn hoofd stond er niet meer naar.”
Pas drie jaar geleden, na dertig jaar strijd, zijn de extra-sportieve problemen achter de rug, zegt Freddy opgelucht.
1981…
Nog één keer zou Freddy Maertens vlammen. Hij vertelt: “Mijn vrouw kon het op de duur niet meer aanzien. En ze nam een besluit. Ze stelde me voor om in de winter van 1980-1981 nog eens alles voor het wielrennen te doen. Zij zou zich met al de rest bezighouden.”
En het werkte: vijf ritten in de Tour én wereldkampioen, in Praag.
Freddy was terug.
Nog voor even…
- Het is stil in Wetteren - 27/03/2018
- Ze zijn daar! - 23/02/2017
- Lucien: Aux Champs-Elysées! - 18/07/2016
Geef een reactie