Een vakantie in Toscane. Mijn vriendin en ik rijden van Lucca door de heuvels richting Pisa. Wij zijn chagrijnig. Zojuist heeft mijn vriendin de portemonnee met onze enige bankpas verloren. De mijne was ik al eerder kwijtgeraakt. We overleggen over hoe nu aan geld te komen. Lukt dat niet, dan moeten we naar huis.

Wij rijden over de Via Nuovo per Pisa en dalen het laatste stukje voor San Giuiliano Terme af. Na een haarspeldbocht naar links, zie ik een wielrenner naderen. Wielrenners zie je hier veel, maar deze valt me bijzonder op. De man heeft namelijk een ontbloot bovenlichaam. Deze week trok ik al vaker de wenkbrauwen op als ik weer een glimmende Italiaan, overdreven gesoigneerd, voorbij zag komen, maar deze renner is anders. Niet alleen omdat hij geen shirt draagt, maar ook omdat hij met speels gemak de korte beklimming aanvalt. Het lijkt wel of hij lacht. Het is duidelijk dat hij hier thuis is.

Nu zie ik hem beter. De wielrenner is overdreven bruin en heeft een redelijk gespierde torso voor een renner. Hij is lang, heeft een flinke zonnebril op zijn neus en een zorgvuldig gecoiffeerde haardos met een wit lokje van voren. Zijn tanden zijn nogal wit.

‘Cipollini!’, roep ik plots.

Mario Cipollini

Ik roep het uit, nog voor ik mij echt realiseer dat het Il Magnifico is die mij tegemoet fietst. Het is Mario Cipollini, de ijdelste der Italiaanse wielrenners. ‘Cipo’, de man van het tijgerpak en de Julius Caesar-outfit, de man die volgens Thomas Dekker tijdens een trainingsrit halt houdt bij iedere mooie vrouw die hij ziet om een praatje te maken.

Ik zet de auto aan de kant, draai me tot het uiterste om en tuur ingespannen over mijn schouder. Cipollini verdwijnt in de haarspeldbocht.

‘Dat is Mario Cipollini!’
‘Cipollini? Wie is dat?’
‘Een wielrenner, een hele goeie. Zullen we er achteraan?’
‘Ken ik niet. Er achteraan? Waarom?’
‘Oké, dan niet.’

Mijn vriendin kijkt nog steeds zuur voor zich uit, ik heb zin om te zingen. Mijn chagrijn is omgeslagen in opperste euforie.

Ik heb dat vaker. Mijn humeur klaart op op de momenten dat ik mij realiseer wat nu eigenlijk echt belangrijk is in het leven.

Wielrennen.

Menno Haanstra