HET IS KOERS!

Wat als de Strade Bianche een monument was?

Er wordt algemeen aangenomen dat er vijf monumenten zijn. Maar laten we eerlijk zijn, dit hadden er zes moeten zijn. Dat de Strade Bianche dit jaar pas aan zijn tiende editie toe is, mag gerust een schande genoemd worden. Een koers met zo’n parcours, zo’n uitstraling en zulke klasbakken op de korte lijst van winnaars doet vermoeden dat deze koers ook in vervlogen tijden een spektakel moet zijn geweest. Kun je nagaan welke koersen wij al die jaren gemist hebben? Ik doe een poging.

 

De beginjaren, Italiaanse pioniers
De eerste editie van de Strade Bianche werd verreden in 1901. Een klein peloton met namen als Giovanni Gerbi, Cesare Brambilla, Giovanni Cuniolo en Giovanni Micheletto domineerden de koers. Na een aantal succesvolle edities was er door Franse en Belgische wielrenners interesse voor de hel van het zuiden. De Belgen en Fransozen hoorden de legendarische verhalen van hun Italiaanse collega’s en wilden graag mee doen. De Toscaanse krant die de koers organiseerde weerde de buitenlandse renners echter consequent. Na driemaal Parijs-Roubaix te hebben gewonnen was kasseispecialist Octave Lapize op zoek naar een nieuwe uitdaging voor het voorjaar van 1912. Hij kreeg als eerste buitenlander een uitnodiging om af te reizen naar Toscane en mee te doen aan Strade Bianche. Tot teleurstelling van de Italiaanse organisatie won hij de koers met groot machtsvertoon. Het heeft tot na de Eerste Wereldoorlog moeten duren voordat buitenlanders weer welkom waren.

1937, Gino Bartali
Voor Gino Bartali was dit een thuiswedstrijd. Voor de geboren en getogen Toscaan was de Strade Bianche ieder jaar een van de hoofddoelen. Niet alleen omdat hij het een fantastische koers vond maar ook omdat hij, vroom als hij was, ieder jaar weer de overwinning wilde opdragen aan de heilige maagd Maria. Tijdens zijn carrière, maar ook daarna, vroeg de organisatie steevast aan Bartali of hij tijdens zijn trainingen nieuwe wegen had ontdekt die de koers harder, zwaarder en spectaculairder konden maken. Gino Bartali is nog altijd recordhouder met vijf overwinningen in de Strade Bianche, maar dit hadden er door de Tweede Wereldoorlog nog vijf meer kunnen zijn.

1949, Fausto Coppi
1949 is het superjaar van Fausto Coppi, waarin hij zowel de Tour de France als de Giro d’Italia won. Maar de overwinning die iedereen zich nog het beste kan herinneren is de 234 kilometer lange solo van Coppi door de Toscaanse hel van het zuiden. Het was gruwelijk weer en tot overmaat van ramp weigerde het versnellingsapparaat van zijn Bianchi dienst, waardoor hij de laatste 30 kilometer niet kon schakelen. De beelden van Coppi die in een knieënverbrijzelende versnelling de laatste klim naar het Piazza de Campo opkruipt worden ieder jaar weer in de voorbeschouwing vertoond.

1971, Eddy Merckx
Dat 1971 een goed seizoen zou worden voor Eddy Merckx liet hij al zien in het vroege voorjaar. Samen met zijn ploeggenoten was hij afgereisd naar Toscane om deel te nemen aan de 70e editie van de Strade Bianche, maar hij had net zo goed alleen kunnen komen. Niemand was tegen hem opgewassen. Met speels gemak won Merckx deze editie dankzij een versnelling op de strook die is vernoemd naar oud-winnaar Gino Bartali. Merckx won zelf ook driemaal de Strade Bianche, waardoor ook naar hem een strook is vernoemd. In tegenstelling tot wat op Wikipedia staat won Merckx dus geen 525, maar 528 koersen.

1986, Francesco Moser
Op het hoogtepunt van zijn carrière won Francesco Moser driemaal achter elkaar Parijs-Roubaix, maar de Strade Bianche bleef bijna zijn gehele carrière een gemis op zijn palmares. Een mislukte voorbereiding, valpartijen, ziekte, lekke banden, de geboorte van een kind en ploegmaats die meer in de weg reden dan hem hielpen zorgden er voor dat hij jaar na jaar buiten het podium van de Strade Bianche viel. Tot op de dag van vandaag blijft hij volhouden hij geen obsessie met deze koers had, volgens hem was de koers jarenlang vervloekt. Pas nadat hij in december 1985 een bezoek bracht aan de Duomo di Siena en daar bij een priester te biecht ging viel er een last van zijn schouders. In 1986 stond hij zonder druk aan de start, met zijn 35 jaar werd er eigenlijk geen rekening meer met hem gehouden. Aan de voet van de laatste beklimming van de dag had Adri van der Poel een voorsprong van 30 seconden en leek het spel gespeeld. Moser keek echter omhoog en zag de toren van de Duomo en dacht aan de priester die zei dat alles goed zou komen. Nooit reed er iemand sneller die laatste beklimming in Siena. Sinds 1986 is Moser er groot lobbyist van het verplaatsen van de finish. De finish zou niet meer op het Piazza del Campo moeten zijn, Moser zou graag zien dat de finish wordt verlegd naar het Piazza del Duomo. Tot op heden is het hem nog niet gelukt.

1997, Michele Bartoli
Ieder voorjaar van Michele Bartoli was gericht op de heuvelklassiekers. Hierdoor startte hij slechts een maal, in zijn laatste jaar als wielrenner, in Parijs-Roubaix. Hij had geen voorkeur voor onverharde wegen. En hoewel de Strade Bianche eigenlijk iets te vroeg voor hem kwam om in topvorm te zijn stond hij hier wel ieder jaar aan de start, zo ook in 1997. Zoals het gehele peloton vertrok Bartoli vol adrenaline en wat verboden spul in zijn lichaam voor de koers over de witte wegen. Het team van Mapei-Quick Step was met twee kopmannen gestart: Johan Museeuw en Michele Bartoli. Bartoli deed bij de ploegbespreking of hij geen interesse had in de overwinning en zei dat hij Museeuw zou helpen in de finale. Aangekomen in de laatste 30 kilometer was er een selecte groep van 32 renners bij elkaar. Bartoli en Museeuw zaten erbij. Op de Strade di Colle Pinzuto, een smalle steile verharde beklimming in de buurt van Siena, plaatst Museeuw een versnelling die door niemand beantwoord kan worden. Als teamgenoot zou Bartoli nu moeten afstoppen, maar in plaats daarvan verschijnt hij aan kop van het uitgedunde groepje kanshebbers. Bartoli rijdt seconde voor seconde het gat met zijn kopman dicht. Een spannend duel ontvouwt zich, waarbij het er op lijkt dat de concurrentie de lachende derde zal zijn. Vlak voor Siena wordt Museeuw teruggepakt en demarreert Bartoli direct, hij komt als eerste over de finish. Museeuw wordt tweede en is not amused. Daar, op het podium op het Piazza del Campo, ontstaat een rivaliteit tussen de twee ploeggenoten zoals zelden is vertoond in de wielersport.

Het heeft niet zo mogen zijn, bovenstaande verhalen zijn slechts mijn fantasie. Aankomend weekend zal ik samen met de mannen van Maserati Cycling genieten van een weekend Strade Bianche. Op zaterdag kijken naar de profs en op zondag zelf fietsen. 130 kilometer, 1350 hoogtemeters en 9 onverharde stroken van in totaal 30 kilometer. Ik heb er enorm veel zin in, de historie van de koers verzin ik er zelf wel bij.


Gran Fondo Strade Bianche staat er in mijn kalender. Zondag 5 maart 2017, een dag nadat de profs door Toscane hebben gekoerst, sta ik samen met mijn ploeggenoten van Maserati Cycling aan de start van deze toertocht die wij in wedstrijdverband zullen afleggen. Ter voorbereiding verdiep ik me in de historie van deze geweldige koers. Benieuwd naar de avonturen van Maserati Cycling tijdens het aankomende weekend en de rest van het seizoen? Volg ons dan op Instagram.


Maserati ondersteunt sinds 2015 de sportieve fietser in Nederland. Met die support willen we fietservaringen nog rijker maken. We organiseren onder meer mooie rides en ondersteunen toffe evenementen. We streven ernaar van toegevoegde waarde te zijn voor de performance alsmede het vertier van de recreatieve fietser. In 2017 hebben we vier ambassadeurs die als Squadra 103 volledig gesoigneerd op zoek gaan naar de mooiste belevenissen. Marten Schuurman is één van de vier ambassadeurs.

Mobiele versie afsluiten