HET IS KOERS!

Amerongsehel

Het landschap vormt het decor van wielerkoersen. Of wielrenners oog hebben voor dat landschap, zal per renner verschillen. Wat wel zeker is: ze hebben last van het landschap of maken er gebruik van. Ze hebben de klim en de afdaling verkend, ze weten waar ze moeten opletten, waar ze van voren moeten zitten, waar het zwaar wordt, waar ze even op adem kunnen komen en waar ze kunnen demarreren. Soms weten ze niks en laten ze zich verrassen.

Het landschap is decor, vriend en vijand. Het biedt afleiding, afwisseling, verveling, trainingsmogelijkheden en hoogtestages.

Het landschap is ook getuige en schuldige. Winst en verlies, vallen en opstaan, de gladiolen en de dood.

In deze serie ga ik, op de fiets, op zoek naar deze ‘schuldige’ koerslandschappen. Dit is de zevende aflevering.

 

Koerslandschappen 7: Alto de Amerongse

Zaterdag is het zover. Het Vuelta-peloton trekt over de Amerongseberg. Dat is verre van kattenpis. Want de Amerongseberg, die is vreselijk.

Als ik bij Overberg de Bergweg opdraai heb ik er al een verschrikkelijke tocht opzitten. De Pyramide van Austerlitz, de Doornseberg, de Ruiterberg, de Hoogstraat, de Hel van Leersum (keitjes!) en het nooit te onderschatten klimmetje naar het Bosbad Leersum zitten al in de benen. Het is een helse bergetappe en de ergste klim moet nog komen.

Rustig malen, Frank, zo spreek ik mezelf toe. De velden en akkers om me heen lachen me vriendelijk toe. Dan begint aan de rechterkant het bos en ik weet: nu gaat het beginnen. Een bord: Welkom in Boswachterij De Amerongseberg. Dan gaat het omhoog. Ik schakel terug.

Een flauwe bocht. Het stijgingspercentage loopt nu op. Ik schakel verder terug. Weer een nauwelijks waarneembaar flauwe bocht naar rechts. Het stijgingspercentage loopt verder op. Mijn benen willen niet meer, maar het moet. Ik kijk naar beneden, naar mijn achterwiel. Hoe ver kan ik nog terugschakelen? Veel pijnstillers heb ik niet meer. En ik weet: straks gaat het nog steiler omhoog. De angst voor het bekende.

Mijn benen lopen geleidelijk vol, ik word hier heel langzaam, maar heel zeker gewurgd.

Een keel als droge beschuit, een tong van leer, drinken helpt niet meer, water uit mijn bidon over mijn hoofd gieten ook niet. Dat is niet alleen lauw geworden, mijn snelheid is nu ook dusdanig gering dat van koeling door rijwind geen sprake meer is.

Ik ga staan, maar mijn benen protesteren. Ik ga weer op het zadel zitten en besluit nogmaals terug te schakelen. Nou ja, besluiten, dat klinkt natuurlijk heel rationeel en overdacht, maar nadenken gaat niet meer, alles is zwart en ik fiets als aangeschoten wild nu alleen nog op intuïtie en primaire prikkels. Op mijn hoogtemeter zie ik dat het stijgingspercentage inmiddels een vreselijke 15% heeft bereikt. En het gaat maar door. Het is een eindeloze kwelling.

Dan de verlossende flauwe bocht naar links. Nog een klein stukje lijden, worstelen, duwen, stampen, malen, staan, zitten en dan is daar de top. De lucht is ijl, de boomgrens kan hier niet meer ver vandaan zijn.

Een knikje in de weg. Kan ik opschakelen? Ja. Ik duw uit alle macht het laatste restje sap uit mijn benen en bestijg vervolgens het laatste bultje van deze verschrikkelijke puist. En ik kan nog maar één ding denken: wat doe ik hier? Wat doe ik mezelf aan?

Ik beklom de Passo di Giau, de Tre Cime de Lavaredo, de Torre en de Wurzenpass, om er maar een paar te noemen, maar die waren kinderspel, lachertjes in vergelijking met wat me hier op de Utrechtse Heuvelrug wordt voorgeschoteld. Het is niet minder dan de hel. Eeuwig brandend. Waarom ik die vreselijke klim telkens weer opzoek is een van de grotere raadselen van deze tijd. Voer voor psychologen.

Het Vueltapeloton zal het weten. De renners zullen huilen om hun moeder, smeken om de Angliru. Liever die drie keer achter elkaar dan één keer deze Amerongsehel.

 

Wat zeg je?

Zeg dat nog eens?

Ze rijden hem van de andere kant?

Vanuit Amerongen? Langs de Jumbo?

O, ehh, tja, in dat geval…

In dat geval is die hele Alto de Amerongse natuurlijk slechts een onbeduidend, lullig rimpeltje in ons vlakke land. Een flutklimmetje.

Waarom hebben de Vuelta-parcoursbouwers mij niet even opgebeld?

 

Mobiele versie afsluiten