Binnen brandt de houtkachel, dampen twee koppen koffie op de keukentafel en schijnt een laagstaand zonnetje ongemeen fel naar binnen. Het kleurt zijn ongeschoren gezicht roodbruin. Joost Posthuma knijpt zijn ogen toe, bromt wat en gaat verzitten. Afgelopen woensdagavond kwam hij terug uit China, na een 32 uur durende vlucht. Een vlucht met flink wat belevenissen. “Het vliegtuig ging kapot en moest gemaakt worden. Dus we moesten er uit. Een paar van de Chinese mannetjes met een gereedschapskist begonnen te sleutelen, nou daar krijg je ook niet echt moraal van. Toen mochten we er weer in, maar deden de motoren het weer niet. Uiteindelijk hebben ze maar een ander vliegtuig laten komen. Maar ja, dan heb je al wel een uur of 7 à 8 vertraging…”

Schrijver Harm Job en wielrenner Joost PosthumaDan eist zoon Finn luid gillend zijn aandacht op. De kleine heeft al net zoveel energie als zijn vader en crost vol vreugde door de keuken in een loopstoeltje met geluidseffecten en flikkerende lampjes. Trots bekijkt Joost de pogingen om langs onmogelijke plekjes te rijden en hervat het gesprek. De gezondheid komt ter sprake, hoe gaat het daarmee? “Ik ben naar China gegaan met een flinke verkoudheid en die is inmiddels wel over. Het scheelt dat je weer lucht krijg. Ik werd gisterochtend wakker, zag dat er mist hing en dacht dat ik nog steeds in Peking was, haha.” Serieus gaat hij verder; “zoveel smerigheid in de lucht had ik nog nooit meegemaakt, constant een droge mond met een vieze smaak en steeds als ik mijn neus snoot kwam er allemaal zwarte vieze troep uit.”

“Echt waar, het was leuk om een keer mee te maken, een koers in China, maar wat mij betreft is het wel de laatste keer.” Joost kijkt eens om zich heen en zegt; “als je weet dat er zo’n 17 miljoen mensen in die stad wonen kun je je wel voorstellen wat voor een gekkenhuis het daar is. Hier is het een oase van rust. Daarnaast, als je ziet hoe de mensen daar wonen, dan hebben we niets te klagen. Ze wonen daar toch eigenlijk in soort van kippehokken. De hotels waar de renners verbleven waren ook niet van de beste kwaliteit. In het Olympische dorp kon de slaapplek wel door de beugel, maar in het binnenland waren de omstandigheden beduidend minder.

Als Joost hoort dat de UCI plannen heeft om de Ronde van Peking als officiële afsluiter van het seizoen neer te zetten is zijn reactie kort. “Moeten ze vooral doen, ik zal de afsluiter dan niet meer rijden.” Niet alleen de smog en viezigheid is een reden; “ze willen heel graag, dat zie ik wel, maar zo’n tour moet daar natuurlijk wel leven onder de bevolking.” De renner doelt op de strak georganiseerde maatschappij. “Als er geen volk langs de kant stond, zoals bij de tijdrit en daar klachten over kwamen, werden er volgens mij gewoon een paar bussen vol mensen aangevoerd. Dan had je ook publiek, maar echt heel vrolijk werd ik daar niet van. Die cultuurverschillen daar zijn zo ontzettend groot als dat vergelijkt met hier.”

Over de tijdrit in Peking is hij niet eens echt ontevreden. “Ik wilde een goede tijdrit rijden en ben gewoon volle bak van start gegaan. Als je dan hoort dat je op een 48e plek bent geëindigd, ja, wat moet ik dan zeggen? Ik was echt kapot en dacht ook dat ik beter had gereden. maar ik had echt geen lucht, het was hoesten en proesten, bloed op spugen. ’s Avonds in het hotel sprak ik ook andere jongens en toen hoorde ik ook wel dat er veel waren die last hadden van de smog.” Joost wijst naar buiten; “hier zie je de zon schijnen, die heb ik daar twee weken niet gezien door de deken van troep in de lucht.”

Na zijn uitval in de derde etappe restte Joost nog maar een keuze, meegaan in het hele circus dat koers heet. De fiets op de auto en de renner in het hotel. “Ik was het liefste direct op het vliegtuig gestapt naar huis, maar dat zat er gewoon niet in.” Twee dagen in het hotel, hij lacht; “gewoon een beetje uit mijn neus zitten vreten.” Mee met de koers in de auto, nee daar had hij weinig trek in. “Weet je, als je een paar keer door zo’n Chinese buitenwijk bent gereden, die zien er ook allemaal hetzelfde uit. We reden maar een echte rit door de bergen heen, dat is dan nog wel een mooi landschap om te zien, maar verder, nee. Onze ploegleiderswagen had nummer 17, daar heb ik nog even ingezeten, maar dan zie je geen renner en volg je de koers alleen via de koersradio, dat is niets voor mij.”

Ondertussen is Finn moe en hij zet het op een oorverdovend krijsen. De kleine heeft geluk, moeders komt net fris binnenlopen met hond Guus en brengt hem naar bed. Het gesprek komt op de waarschuwing van de wielerbond UCI om tijdens de Ronde van Peking geen vlees te eten in verband met mogelijke clenbuterolproblemen. “Daar hebben we dus niets over gehoord” zegt hij. “Maar ik denk dat je ervan uit mag gaan dat het wel goed zat, tenslotte was het de UCI zelf die deze ronde organiseerde en het eten werd nota bene door hun zelf voorgeschreven. Ik ga ervan uit dat daar dus geen rijders positief op gaan testen.”

Het seizoen van 2011 is achter de rug, Joost haalt eens diep adem; “de afgelopen maanden waren natuurlijk wel rare, met al die heisa om de ploeg, dat was gewoon niet prettig. Nu ik natuurlijk zekerheid heb en weet dat ik bij de ploeg blijf, is het einde van het seizoen, met een lekkere vakantie voor de boeg, wel een prettig moment.” Ondanks dat de laatste koersdag net achter de rug is, ligt zijn focus alweer op het komende seizoen. “Straks met een frisse kop voorbereiden op volgend jaar, dat is belangrijk.” De onzekerheid over de toekomst van de fusieploeg van de afgelopen maanden was zeker niet altijd prettig. “Zoiets komt de sfeer in de ploeg zeker niet ten goede, dat was ook in China nog te merken. Gelukkig hebben de meeste renners nu een nieuwe ploeg.” Het meest verheugtde renner zich op de vakantie in de zon. Op de achtergrond roept echtgenote Wienke; “Het is daar 30 graden! Ik heb de koffer al vol zomerkleding gepakt!” Met twinkelende ogen merkt Joost op; “ik heb mijn koffer net uitgepakt, haha.”

Dit stuk verscheen eerder op joostposthuma.nl

Harm Job
Laatste berichten van Harm Job (alles zien)