Door Jos Mans
Er is geen geluid behalve het tikken van mijn ketting. Zelfs de wind waait in stilte, alsof hij weet dat hij genoeg heeft gezegd. De wereld lijkt stil te staan, gevangen in een grijze koepel van lucht: nat, koud en allesomvattend. De Ringvaart slingert als een zilveren draad door een landschap dat geen begin of einde lijkt te hebben. Het water weerspiegelt niets – geen lucht, geen bomen, geen ik. Alleen beweging. Of de illusie ervan.
Lekker dan.
Ik trap. Mijn adem komt in kleine wolkjes die oplossen voordat ze betekenis krijgen. Mijn benen draaien, ritmisch en gedachteloos, alsof ze niet meer van mij zijn. De wind duwt tegen mijn borst, mijn gezicht. De koude regendruppels op mijn wangen voelen aan als tranen, maar ik weet niet zeker of ik huil.
Ik stop. Honger. Ik verorber traag een stuk banaan. Het water stroomt langzaam, alsof het ergens beter te doen heeft dan hier. Een trein passeert in de verte, een rij zwarte wagons met iets wat op grind lijkt. Ik zie de machinist niet, maar voel zijn ogen, starend door het vochtige glas, naar mij, de fietser in het niemandsland.
Dan, plots, is daar de zon. Het is geen dramatisch moment; eerder een scheurtje in het wolkendek, een korte herinnering aan hoe dingen ooit waren. Het asfalt begint te glanzen. Mijn benen trappen weer, alsof ze ineens vergeten zijn waarom ze net nog protesteerden. De winter zal me leren. Maar niet vandaag. Vandaag mag ik doorgaan.
Thuis voelt vreemd. Mijn kleren druppen, maar ik voel de kou niet meer. Mijn fiets leunt tegen de muur, nat en glanzend als een vis die net uit het water is gehaald. Ik blijf even staan, kijkend naar de Ringvaart in mijn hoofd. Hij stroomt nog steeds, ergens, langzaam en grijs.
- Visioen van een Winterwonder - 29/11/2024
- Column: De Winter Zal Mij Leren - 24/11/2024
- ¡Vamos Felipe! - 23/11/2024