“Een angstcultuur is een organisatiedisfunctie waarbij collectieve, belemmerende angst prominent aanwezig is en stelselmatig wordt ingezet om loyaliteit, gehoorzaamheid en inzet bij medewerkers af te dwingen“

We hoorden er voor de coronacrisis regelmatig over in journaals, praat- en actualiteitenprogramma’s: de angstcultuur die heerst bij verschillende grote bedrijven en instanties. We hoorden over intimidatie, kleineren en vooral gewoon een algemeen gebrek aan respect voor de mensen die er uiteindelijk voor zorgden dat het bedrijf of de instantie bleef draaien. Werknemers zijn de basis, zonder hen is er sowieso geen bedrijf. Iets wat blijkbaar erg moeilijk is om te begrijpen voor veel grote en minder grote organisaties. En iets wat ook in het moderne wielrennen bij o.a. de organisator van de Tour, de ASO, en de internationale wielerbond UCI zeker nog niet is doorgedrongen.

Je moet het ze nageven: hun angstcultuur werkt nog steeds vrij effectief. Stuur 180 man op een fiets met als bescherming alleen een beetje lycra en een helm over de meest absurde parcoursen en ze doen het nog ook. Op weg naar een eerste massasprint in de Tour de France over smalle weggetjes vol krappe bochten die ook nog eens bergaf gaan? Pas de problème. En als ze dan toch de dag van tevoren aankomen met bezwaren en suggesties voor aanpassingen? Dan zeg je gewoon nee en voilà, ze gaan toch gewoon op pad. Geld, sponsoren, contracten en hun toekomst staan op het spel als ze weigeren. Want dan doe je volgend jaar toch gewoon niet mee met de tour, dan ben je toch lekker geen wielrenner meer? See if I care, je kunt het Christian Prudhomme gewoon zien denken terwijl hij veilig vanuit een rode auto het startsein geeft. En nee, het kan ze niet schelen, dat blijkt elke keer opnieuw. David Lappartient, de baas van alle profwielrenners, legde de schuld voor de vele valpartijen in de derde etappe helemaal bij henzelf. Maar ondertussen is de horrorcrash van Fabio Jakobsen in Polen bijna een jaar geleden en moeten wij met zijn allen aanzien hoe ook hij moet concluderen dat er eigenlijk vrijwel niets veranderd is in die tijd. Iedereen vraagt zich af of we moeten wachten tot er doden vallen tot er iets verandert, maar hoe ver was Jakobsen daar nou eigenlijk vandaan?

Verdeel en heers werkt in het wielerpeloton nog steeds prima. De verschillende renners en ploegen zijn het nog te vaak niet met elkaar eens. De loyaliteit is helaas ver te zoeken. Vindt de een het te gevaarlijk, zegt de ander dat het best kan en dat dit er nou eenmaal bij hoort. De belangen zijn te groot, of de renners daar nu bewust of onbewust mee bezig zijn. En iedereen maakt daar uiteindelijk een andere afweging over. Vervolgens is er nog het publiek dat altijd een mening heeft, want ‘vroegâh’. Maar we moeten ons allemaal wel realiseren dat het moderne wielrennen heel iets anders is dan het wielrennen van 100 jaar geleden. Moeilijk te geloven? Kijk maar eens naar het tennis van nu en van begin 1900. Door o.a. andere rackets en andere ballen slaan tennissers harder, is het spel sneller en zijn er dingen mogelijk die ze 100 jaar geleden zeker nooit voor mogelijk hadden gehouden. Toch niet zo heel anders dan het wielrennen met zijn carbon fietsen en wattagemeters. Maar waar de tennisers zelf het heft en de sport in handen hebben genomen in de jaren ’70, en waar tennis redelijk met zijn tijd en de technische vooruitgang mee lijkt te gaan, houdt een deel van het wielrennen strak vast aan de goede oude tijd. En we weten allemaal dat nostalgie een grote leugenaar is.

Het verdienmodel van de Tour de France is een verdienmodel voor de organisator zelf. De ploegen en de renners zien weinig terug van de bakken met geld die er elk jaar in juli aan hun verdiend worden. De UCI is er vooral voor de UCI zelf. De vakbond van de wielrenners stelt vrij weinig voor. Zolang de renners en de ploegen zich niet kunnen verenigen tot een sterk front zullen de ASO en de UCI lekker doorgaan zoals het gaat. Zonder enig respect voor de mensen die voor hun het geld verdienen. Maar ja, het is de grootste en belangrijkste race van het jaar, ook voor sponsoren. Niet meedoen is niet verdienen. Een patstelling.

Mensen lachen en schamperen over het protest dat de renners in elkaar geflanst hadden voor de vierde etappe. Een protest dat niet door iedereen in het peloton werd omarmd, zo leek het. Maar toch. De meerderheid heeft voor elkaar gekregen dat er in ieder geval loyaliteit tussen de coureurs leek te zijn. Er wàs een protest. Een statement uit een peloton dat lijkt te leven in een angstcultuur. En in zo’n cultuur een lijn trekken en voor jezelf opkomen, hoe klein het gebaar ook lijkt, is een enorme stap. Daarnaast lijkt het onderdeel van een kleine trend. Er waren vorig jaar acties in de Giro en de Vuelta, en dit jaar in de Giro werd er zelfs naar de renners geluisterd. De koninginnenrit werd ingekort. Topsporters zijn egoïstisch en vooral met zichzelf en hun sport bezig, maar uiteindelijk kan elke renner het volgende slachtoffer zijn. Niemand hoeft mij te vertellen dat ik een idealist ben, maar ik durf te hopen dat het peloton nu eindelijk eens ontdekt welke macht het heeft. Dat de wielrenners voor zichzelf en voor elkaar gaan opkomen en het respect opeisen dat ze verdienen.

Want dat verdient de sport ook.