Dat wielrennen in Italië decennialang lo sport del popolo was, had alles te maken met groot heldendom en nog grotere rivaliteit. Kort na de geboorte van de Giro d’Italia streed Learco Guerra onvermoeibaar met Alfredo Binda. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen Fausto Coppi en Gino Bartali elkaar altijd tegen in de beslissende etappes. Eind jaren zeventig waren er twee nieuwe helden opgestaan: Francesco Moser (1951) en Giuseppe Saronni (1957).
Saronni werd prof in 1977, het jaar waarin ook de concurrentie tussen hem en Moser begon. Moser won dat jaar de Waalse Pijl, Saronni werd tweede en het was direct duidelijk: de twee Italianen waren aan elkaar gewaagd, zoals Coppi en Bartali dat eens waren. In 1979 stond Saronni op eenentwintigjarige leeftijd wederom aan de start van de Giro. Hij beschikte over het totaalpakket: hij kon goed tijdrijden, had klimmersbenen en wist zich te handhaven in de sprint. Men achtte hem echter nog te jong om een grote ronde te kunnen winnen.
De Giro van 1979 kende maar liefst vier tijdritten en in die races tegen de klok werd de wedstrijd beslist. Moser begon de Giro sterk met de winst van de proloog. Hij won ook de eerste tijdrit en verstevigde daarmee zijn positie als klassementsleider. De achtste etappe was echter een klimtijdrit, van Rimini naar San Marino, en dit keer was Saronni veruit de sterkste: hij veroverde de roze trui. Moser wist daarna nog de etappe naar Trente te winnen, maar Saronni deed zijn trui niet uit, en bevestigde zijn overmacht met winst in de laatste tijdrit naar Milaan, waar hij ruim twee minuten overhield op Moser.
Giuseppe Saronni had sinds zijn Girozege in 1979 geen grote koersen meer gewonnen. Het was de tijd van Bernard Hinault: hij domineerde in de grote rondes en won de Giro in 1980 en 1982. In 1981 zegevierde Giovanni Battaglin: na de slottijdrit naar Verona hield hij nog 38 seconden over op de Zweedse Tommy Prim, en maar liefst 50 minuten op Saronni. In 1980 behaalde Saronni nog wel zeven etappezeges in de Giro, een recordaantal, en hij werd dat jaar Italiaans kampioen. Maar iedereen voelde dat er meer uit deze talentvolle renner te halen moest zijn.
De omslag kwam in 1982, toen Saronni wereldkampioen werd in Goodwood. In de regenboogtrui won hij de Ronde van Lombardije, de Ronde van Zwitserland en Tirreno-Adriatico. In het voorjaar van 1983 voegde hij daar een overwinning in Milaan-San Remo aan toe. Enkele maanden later won Saronni zijn tweede Giro. Hij veroverde de roze trui na de zevende etappe en zestien ritten later, bij de eindstreep in Udine, had hij hem nog altijd om zijn schouders hangen. En dat terwijl hij hevig verzwakt aan de slottijdrit begon door een voedselvergiftiging, die hij – zo wordt beweerd – te danken had aan een tifoso van zijn concurrent Roberto Visentini. De fan, ober in het restaurant waar Saronni twee dagen voor het einde van de Giro at, had laxeermiddel in zijn soep gedaan. Moser noemde deze Girowinst later het begin van het einde voor Saronni: ‘Saronni ha pagato il Giro d’Italia del 1983. L’ha vinto ma con grande fatica. Sarà stato quello a provocargli il declino a soli 26-27 anni.’
Terwijl Saronni zegevierde, raakte Moser in een diep dal. Het wilde maar niet lukken met de eindzege in de Giro. In 1983 stapte hij na twee weken volledig gedesillusioneerd van zijn fiets. En dat terwijl de koersleiding er al jarenlang alles aan deed om Moser te helpen: het parcours werd speciaal voor hem uitgestippeld en omdat Moser geen fantastische klimmer was, waren er minder hoge bergtoppen dan anders.
Moser werd uiteindelijk uit het dal getrokken door een voedselfabrikant die met hem een werelduurrecordpoging wilde aangaan. Voor het eerst raakte de wetenschap betrokken bij het wielrennen: er werd gesleuteld aan voeding, training, medische begeleiding (zeg maar bloeddoping) en techniek. Eind januari 1984 verpulverde Moser het record van Eddy Merckx en in het voorjaar won hij Milaan-San Remo.
Ook in de Giro zat het Moser mee. De Stelviopas werd uit het parcours gehaald omdat hij was ondergesneeuwd. En boze tongen beweren dat de helikopter in de afsluitende tijdrit naar Verona zorgde voor wind mee, waardoor Moser een voorsprong van ruim een minuut kon pakken op rozetruidrager Laurent Fignon. Eindelijk won hij zijn Giro.
Eenmaal koersten ze samen, Moser en Saronni. Trofeo Baracchi 1979 – Baracchi zelf had de koppels gemaakt. Ze zouden elkaar anderhalve dag van tevoren ontmoeten om het parkoers te verkennen, maar dat gebeurde niet. Ze zouden een dag van tevoren de wissels oefenen. Gebeurde ook niet. Zelfs de warming-up deden ze niet samen: ze ontmoetten elkaar bij de start. Moser reed zijn teamgenoot zodanig de vernieling in dat Saronni even dacht dat hij hem wilde lossen. Op het laatst was Saronni zo kapot dat hij niet eens meer kon zitten. Maar de Trofeo Baracchi 1979 staat op naam van Francesco Moser en Giuseppe Saronni.
Francesco Moser maakt tegenwoordig wijn. Giuseppe Saronni is gek op wijn, vooral rode.
Moser heeft hem nog nooit een flesje cadeau gedaan.
- Terug naar Namen - 20/12/2020
- Als een reiger over de toppen - 24/10/2020
- Muziek in de benen - 23/10/2020
Ben zelf wel eens op de Azienda Moser geweest om een wijntje te kopen. Werd er geholpen door de dochter van. Die vertelde me dat ze wel rode wijn produceren, maar dat hun voornaamste producten toch de witte wijn en de “51.151” zijn. Aan de rode besteden ze weinig aandacht. Misschien is dat de reden dat Francesco ze niet weggeeft? :-)