Site pictogram HET IS KOERS!

De fietsersgroet: wat wielrenners kunnen leren van Fred Teeven

Nu er nabij Nederland een hogedrukgebied ligt dat bijna net zo’n lang leven beschoren lijkt te zijn als de gemiddelde vluchtpoging van Chris Froome op een berg met onverharde stroken, kan zelfs de meest verstokte fiets-in-de-schuur-laten-staan-wielrenner er niet meer omheen: er moet gefietst worden. En daarom komen mij de laatste weken steeds meer wielrenners tegemoet. Steeds vaker word ik op mijn racefiets derhalve ook geconfronteerd met De Groetsituatie.

Kijk, als twee babyboomers op elektrische fietsen je tegemoet rijden is het simpel. Die passeer je met gepast dedain – blik op oneindig, en vooral niet naar links kijken. Appende tieners die met z’n drieën naast elkaar fietsen? Meewarig met het hoofd schuddend – maar wel met een zekere nonchalance.

Het wordt pas ingewikkeld bij medewielrenners. Die wil je groeten. Want: waarom zou dat privilege alleen voor buschauffeurs en zeilers voorbestemd zijn? Zielsverwanten groeten elkaar. Punt uit – behalve als die zielsverwanten geen helm dragen; snorloze buschauffeurs zonder te groot wollen gilet over hun kortemouwenoverhemd worden ook niet gegroet door hun collega’s.

De vraag is alleen hoe. Het blijkt nogal ingewikkeld namelijk. Buschauffeurs en zeilers doen het met een opgestoken hand. Zeilers vaak iets uitbundiger dan buschauffeurs, hetgeen De Buschauffeursgroet veruit superieur maakt. Ze lijken hun hand bijna op te steken zonder te bewegen, alsof de beide buschauffeurs voor heel even opgesloten zitten in de tijd. De wereld om hen heen staat stil. De handen gaan omhoog als stroop die langzaam van een pollepel druipt. En toch duurt het maar een seconde of wat. Poetry in slowmotion.

Dat zou mooi zijn.

Maar ja, wielrenners beschikken niet over de groetsuperkrachten van buschauffeurs. Bij ons ziet het er veel minder elegant uit. Een knikje dan? Prima. Maar daarbij loop je het gevaar dat je knikje zo subtiel is – subtiliteit is belangrijk bij het groeten van een zielsverwant, ik kan het niet vaak genoeg zeggen – dat de fietser aan de andere kant van de weg het niet eens opmerkt. Simpelweg ‘hallo’ zeggen valt af, dat snappen jullie zelf ook wel – daar is helemaal niks subtiels aan.

Conclusie is dus dat ik het ook niet weet. Of ja, ik weet het wel. We moeten allemaal op cursus bij een buschauffeur. En dan maar hopen dat wij op den duur onze hand ook kunnen laten bewegen als stroop die van een pollepel druipt. Kortom: Fred Teeven, de wielergemeenschap heeft je nodig jongen, en rap een beetje! Word onze pollepel. Of onze stroop. Weet ik veel. Leer ons groeten!


Bron foto: YouTube

Mobiele versie afsluiten