Uit het niets kwam hij niet. Onverwachts kwam hij wel. Zijn gezicht onverschrokken. Pijn lijdend, maar de manier waarop leek voor hem oké, op zijn minst draaglijk. Hugh John Carthy is net weggereden bij Richard Carapaz, Daniel Martin en Primoz Roglic. Zijn oorring glinstert in de weinige stralen zon die boven het Asturische landschap uit komen. Als een gitarist is hij op weg, op weg naar een concert op de top van de Angliru. Hij kijkt achterom. Alsof hij wacht op de andere bandleden. De slungelige, in het roze gehulde Brit passeert de finish. Kort balt hij zijn vuisten in het luchtledige.

Het is de definitieve ontbolstering van Carthy. Na vandaag telt hij echt mee. Carthy hoort bij de groteren der geiten. De geiten van het Anglirutheater.

 Het dichtst bij een precieze definitie van de Angliru kom je via Wikipedia. ‘De Alto de L’Angliru is een steile bergweg in Asturië.’ Geen speld tussen te krijgen. Ook vind je er termen als ‘wedijvermateriaal’, verwijzend naar de rol van de berg, om de Vuelta als koers meer status te geven. Geen van de omschrijvingen doet eer aan de lastigste klim uit het wielrennen, het absolute pronkstuk van de Spaanse koersorganisatie.

Tot de term Cueña les Cabres langskomt. Het geitenpad.

Alles wijst erop dat de Angliru niet gemaakt is om tegenop te fietsen. Als koersdecors vergeleken zouden worden met schilderdoeken, zou het doek van de Angliru vol met gaten, bobbels en viezigheid zitten. Op de Angliru kan je niet fietsen. Ook al finisht er eens in de paar jaar een Vuelta-etappe, ontkennen lijkt het beste. Op de inhumane stukken wegdek vindt geen wielerkoers plaats.

Het beste kan de Angliru gezien worden als theater, met een etappe als toneelstuk. Een toneelstuk, dat eens in de zoveel jaar opnieuw wordt gespeeld, met een andere cast. Met verliezers, zoals Bradley Wiggins en Vincenzo Nibali. Maar ook met winnaars: Kenny Elissonde opende er ooit een jongensboek, Alberto Contador sloot er een af. Een 41-jarige, kalende Amerikaan schreef er geschiedenis, evenals een Spanjaard in een Geox-tenue. De meeste geschiedenis staat nog op papier. Soms is de historie uitgegumd, als deze toch te ongeloofwaardig bleek.

Zo regisseert de Angliru uiteindelijk altijd zelf zijn stukken.

De lopende Vuelta-editie was een uitgelezen kans voor kijkers. Nog nooit gaf de Angliru zoveel van zijn eigen theater prijs. Tot nu. Voor het eerst zonder schreeuwende Basken, vallende motards met camera’s en opstoppingen door de griezelige percentages en lekke banden. Anno 2020 overheerst door de corona-uitbraak de ijzingwekkende stilte. De stilte die normaal gesproken duizend dagen hoogtij viert vooraleer de koers weer langskomt. De Angliru is een spookhuis. Een plek waarvan het onvoorstelbaar lijkt dat de zon er ooit schijnt, waar alles wordt opgezogen door grijze nevel.

Een grauw theater, zonder toeschouwers. Maar het toneelstuk gaat altijd door. Commentator Maarten Ducrot beschrijft het treffend. Het tafereel zit tussen lopen en fietsen in. Logischerwijs kan de Angliru-etappe daarom nooit een wielerwedstrijd zijn.

Wat is deze dan wel? Een gevecht der geiten dus, op de Cueña les Cabres. Een gevecht waar zelfs de sterkste geiten niet aan kille verzuring ontkomen. De overgebleven, flink gereduceerde kudde kruipt omhoog, als een groepje langzaam rondvliegende moleculen. Een gele, een rode, een groene en nog een witte, een zwarte en een roze molecuul. Hun voorwielen maken haarspeldbochten. Hun ellebogen worden steeds iets breder, hun ruggen steeds iets boller. Een stil, maar fascinerend toneelstuk. Een lijdensweg op het geitenpad.

Aan het einde van het geitenpad staat een nieuwe geschiedschrijver op. Het is de roze molecuul, de grootste geit van allemaal. De boomlange Hugh John Carthy, winnaar van het toneelstuk van 2020, zo heeft de regisseur, de Angliru zelf, beslist.

En wij kijkers, wij weten eindelijk hoe Het beest van Asturië er echt uitziet.

Huub Mol