Zoevende bandjes op weg naar de laatste finish van het jaar. Flarden volksmuziek en kermisherrie, smelten samen met het commentaar van de speaker. Vol superlatieven praat hij de renners naar de streep. De intensiteit van zijn commentaar neemt toe; de finale begint. Nog een laatste krachtinspanning en dan zit het er op. Bezoekers drommen samen tegen de dranghekken langs de razendsnelle omloop. Kroeg en kermis staan voor even op het tweede plan. Nog heel even en dan wordt er gespurt en is bekend wie dit jaar de Nationale Sluitingsprijs gaat winnen.

De Nationale Sluitingsprijs, een wedstrijd die mij tot de verbeelding spreekt. Vooral omdat het in meerdere opzichten een grensgeval is. Koersen op de grens van Nederland en België, verreden aan het einde van het wielerjaar. Of is het de eenvoud, het volkse karakter dat deze wedstrijd zo tastbaar maakt. Hoe dan ook, voor veel coureurs is het vooral de traditionele afsluiter van het jaar. Daarna is er feest. Welverdiende decompressie na een jaar ploeteren tussen de wielen.

De Ronde van Lombardije mag dan de meest bezongen (gewezen) afsluiter van het wielerjaar zijn, hier wordt nog dieper in het seizoen gereden. Geen koers door een schilderachtig landschap met devoot beierende kapelklokken, maar stoempen door de vlakke grenstreek in een decor van botsauto’s en schiettent. Twee totaal verschillende werelden, maar onlosmakelijk met elkaar verbonden door de fiets. En door de geschiedenis. Want net als il lombardia kent deze uit de kluiten gewassen kermiskoers een rijke historie.

Een geschiedenis die begint in 1929 als Eugéne Teysen, afgevaardigde van de Belgische Wielrijdersbond, zijn hart verpacht aan de Noorderkempen en besluit dat de streek een koers verdient. Het is het begin van een lange traditie met een erelijst waarop veel grote namen staan. Daaronder ook 14 Nederlandse zeges, waarvan Adrie van der Poel met 3 overwinningen hofleverancier is.

Ook Theofiel Middelkamp staat op de erelijst. Deze bijna mythische figuur uit de oertijd van de Nederlandse wielergeschiedenis won de Sluitingsprijs in 1945. Het was niet zijn grootste zege; dat waren zijn twee etappezeges in de Tour de France (Grenoble 1936, Pau 1938) en zijn wereldtitel van 1947 in Reims. Maar toch, op een of ander manier laat juist deze overwinning me niet los.

Dat ligt vooral aan de periode waarin deze werd behaald. De Tweede Wereldoorlog was dan wel voorbij, de herinneringen waren nog vers. De bevrijding van het gebied ten Noorden van Antwerpen was moeizaam verlopen; de strijd om de strategisch belangrijke Scheldemond was heftig geweest en dat had aan het einde van de oorlog nog veel mensen het leven gekost. Maar nu, een jaar na de bevrijding, werd er weer gekoerst. En op de rokende puinhopen van de Tweede Wereldoorlog deed Middelkamp waar hij goed in was en wat hij jaren niet had kunnen doen: kermiskoersen winnen en geld verdienen. Hij was een broodrijder pur sang. Dat bleek wel uit het feit dat hij nooit meer in de Tour de France wilde starten. Na de Tour van 1938 telde hij zijn inkomsten en trok de conclusie dat drie weken rondrijden in Frankrijk niet rendabel was. Kermiskoersen, daar was goed geld te verdienen en de keuze was snel gemaakt. Middelkamp werd de keizer der kermiskoersen.

Veel is er niet meer te vinden over deze koers. Helaas, ik zou zo graag willen weten hoe de mensen deze Nationale Sluitingsprijs beleefden. Was er vreugde, omdat er weer in vrijheid geleefd kon worden? Of waren de littekens van de oorlog te diep. Was er überhaupt tijd en geld om te feesten; België lag in puin, 500.000 gebouwen waren verwoest, het spoorwegennetwerk was weggevaagd en de politieke situatie was uiterst instabiel. In Nederland was de situatie niet veel beter; ook daar waren alle handen nodig om het land weer op te bouwen. En met welk gevoel stond Theo Middelkamp aan de start. Was hij blij dat hij weer in een vrij land kon fietsen, of was het business as usual: fietsen voor een goede boterham.
Vragen te over, weinig antwoorden. Maar gelukkig is er de kracht van de verbeelding.

Ik probeer me voor te stellen hoe het was, toen in 1945. Klonk er muziek over het parcours? Dansten de mensen op de klanken van Perry Como’s A Hubba hubba hubba en neurieden ze mee met Lili Marlene van Marlene Dietrich? Rookten ze Lucky Strikes en genoten ze van het feest in de nog vers verkregen vrijheid? Dook men na de koers de kroegen in en werd er gedanst op de muziek van Frank Sinatra? Of was het leven sober en waren frivole uitspattingen onacceptabel. In mijn hoofd ontstaat een wereld in zwart-wit met als middelpunt een peloton dat noodgedwongen aan de kant had gestaan. De oorlog had de carrière van veel renners verwoest. De nationale Sluitingsprijs markeerde meer dan ooit een grens, maar nu van een nieuw begin. De doorstart van hun loopbaan.

Wat zou ik graag, al was het maar voor even, een kijkje willen nemen in die tijd. De koers kunnen zien in de omstandigheden van dat moment. Er is in al die jaren zo ontzettend veel veranderd. Maar toch, leg ze eens naast elkaar, de koers van nu en de zwart-wit beelden van toen. Ondanks alle veranderingen blijven het de coureurs, de fietsen en de koers waar het allemaal om draait.

De wedstrijd van nu is gedaan; de winnaar is bekend. Renners zwermen uit over het dorp, laven zich aan het feest. Vieren ook een bevrijding. Hun kortstondige verlossing van het ritme van slapen, koersen en eten. En heel zacht, fluisterend door het kabaal van kermis en kroeg, weerklinken de namen en verhalen uit het verleden.

Het lange en rijke verleden van de Nationale Sluitingsprijs Putte-Kapellen.

Joost-Jan Kool