Na de dood van Coppi, in 1960, leefde Venturelli op en kwam zijn carrière in een stroomversnelling. De jonge Italiaan hield echter niet alleen van fietsen. Met zijn Italiaanse charisma verleidde hij vele vrouwen en zijn tweede liefde was de fles, waar hij keer op keer aan toegaf. In zijn debuutjaar startte Venturelli in Parijs-Nice, waar hij prompt een etappe won. In de Ronde van Romandië van dat jaar won hij een aankomst bergop door niemand minder dan de grote Jacques Anquetil te verslaan. Een nieuwe Coppi was geboren. Maar Gino Bartali, de toenmalige ploegleider bij Pellegrino, ziet het niet zitten in Venturelli. Hij hekelt zijn karakter en koersinstelling. In de Ronde van Italië lijkt de pas 21-jarige Italiaan het ongelijk van zijn ploegleider te bewijzen. Weer steekt hij Anquetil een loef af. De Fransman, op dat moment onklopbaar geacht in de tijdrit, moet het hoofd buigen voor Venturelli. In de tijdrit van Sorrento lijkt Anquetil met de overwinning te gaan lopen, maar dat is buiten Venturelli gerekend. Aan de voet van de slotklim bedraagt de achterstand op Anquetil vijftien seconden. Boven wordt ‘Monsieur Chrono’ al naar het podium geroepen, maar op de streep duikt Venturelli zes seconden onder de tijd van Anquetil. Bartali leidt hem naar het podium, waar hij de roze trui mag aantrekken.
Meo, zoals hij liefkozend wordt genoemd, viert feest tot in de kleine uurtjes. De volgende dag stapt hij verdwaast op, moe van zijn nachtelijk avontuur. Met in zijn bidons een mengeling van champagne en limonade, vertrekt hij in het roze voor de derde etappe. Twee dagen later ziet Bartali zijn supertalent afstappen. Compleet uitgeblust en zonder motivatie vertrekt Venturelli naar huis. Drank en Italiaanse schonen vormen zijn nieuwe daginvulling. De eerste haarscheurtjes in de carrière van Venturelli worden zichtbaar, nog voor hij goed en wel is begonnen.
Aan het einde van het seizoen is Venturelli terug van weggeweest. Samen met Diego Ronchini weet hij nog de duotijdrit Trofeo Baracchi op zijn naam te schrijven en zesde te worden in de Ronde van Lombardije. Zijn leven draait op dat moment echter al niet meer om wielrennen. De haarscheurtjes worden breuken. Grote breuken. De Italiaan wil de grenzen van de sport niet verleggen. Pas vijf jaar later lijkt Venturelli écht terug te zijn. Na zinloze omzwervingen bij Molteni, Pellegrino en Ignis komt hij in 1965 terecht bij Bianchi-Mobylette, waar hij onder de vleugels van Giuseppe De Grandi lijkt op te leven. Hij wint de Ronde van Piemonte, wat later zijn laatste wapenfeit blijkt te zijn. Weer begint Venturelli te grijpen naar zijn geliefde fles, dit keer wordt het zijn ondergang.
Hij krijgt nog twee kansen. In 1967 rijdt hij onzichtbaar rond bij Salamini-Comet. In 1970 is het tijd voor zijn zoveelste zinloze comeback. Ook dat seizoen weet hij ook geen potten te breken bij Zonca en laat hij zijn wielerleven definitief achter zich. Hij slijt zijn dagen met vrouwen en drank, in willekeurige volgorde. Op 2 april 2011, nog maar drie jaar geleden, blaast hij zijn laatste adem uit. Hoogstwaarschijnlijk met een alcoholische walm. Eén ding is zeker, hij was een buitengewoon tijdrijder, kon zeer goed bergop en had aan de meet nog snelle benen. De vergelijking met Merckx moet gemaakt worden. Het liep voor Venturelli echter anders. Zijn verhaal is een van de vele onvoltooide romans van het wielrennen. Romeo Venturelli werd als wielergod geboren, maar leefde slechts een paar dagen.
- Italvega review: Life is all about the Ride - 14/02/2019
- Italvega: Italiaanse glorie met een Nederlands tintje - 25/11/2018
- The Ride 2018: #therideofmylife deel 2 - 27/06/2018