HET IS KOERS!

De Tour achterna in de Alpen

Alpen

Zoals Anne Spapens het tijdens de Tour de France dit jaar op Twitter vermaakte tot een poll; er is een Team Pyreneëen en een Team Alpen. Team Pyreneën won, nipt. Maar ik ben van Team Alpen, zonder twijfel. Vraag me niet de exacte reden waarom ik de Alpen mooier, prettiger of spannender vind. Het zal de Pyreneërs niet overstag halen. Maar de Alpen – en in het bijzonder de Savoie – zijn mijn favoriete stukje Frankrijk. Afgelopen juli ging ik er de Tour achterna.

Het Tour de France-parcours voor 2019 is bekend. Op woensdag 24 juli komt de Tour voor het eerst in de Alpen, met de finishplaats van de 17e editie in Gap. Daarna wordt de finale van de Tour gevormd door drie Alpenetappes, met beklimmingen als de Col d’Izoard, de Col de Galibier en de Col de la Madeleine daarin en de klim naar Val Thorens als absolute finaleklim. Het belooft weer een prachtige editie te worden. Het is het waard om ernaartoe af te reizen en een bezoek aan de Tour te combineren met wat eigen fietsritten. Afgelopen juli heb ik dat in een gezelschap van vier mannen en twee vrouwen ook gedaan en dat beviel ontzettend.

Al een paar jaar trekken we er in de zomer een paar dagen op uit om voor Atout France een stukje Frankrijk te beleven op de fiets, maar voor het eerst combineerden we dat dit jaar met een bezoek aan ’s werelds grootste wielerwedstrijd. We keerden terug naar de Savoie, waar we in 2016 ook al eens waren geweest. Destijds zaten we in de Maurienne-vallei, waar de Tour in 2019 in etappe 19 doorheen rijdt – nu bleven we iets noordelijker. Alles speelde zich af tussen Albertville en het meer van Annecy.

Een goed begin

Bij aankomst in Conflans stonden blinkend nieuwe Scott-fietsen, met schijfremmen en Di2, op ons te wachten, vers uit de fabriek. We zouden voor zo’n $4500 onder onze kont hebben deze week, verreweg de beste huurfietsen die we in al die jaren hebben mogen gebruiken. Bij Evolution2 La Clusaz weten ze hoe ze fietsers blij maken!

Maar voordat we zelf op de fiets zouden stappen bezochten we voor de nodige inspiratie het circus dat de Tour de France heet. De start van de elfde etappe was in Albertville, op slechts een kilometer lopen van ons hotel in Conflans. We daalden te voet af uit het middeleeuwse dorp, genoten van de hapjes en drankjes in het Village Départ en hingen de journalist uit bij de teambussen. Het is een prachtwereld, een eigen kleine kosmos, die je echt een keer zelf moet ervaren. Een wereld op zich speelt zich af daar aan de start, tussen de bussen en de startstreep.

Opwarmen op de trainingscol de Tamié

Hoe leuk het echter ook is om mannen op fietsen te kijken, zelf fietsen is nog veel leuker! Na het uitzwaaien van de renners voor hun etappe en een lekkere ‘veggie bowl’ bij restaurant Le Gaulois, kleedden we ons om voor een warming-up-rondje. Het was goed om de Nederlandse benen weer even aan het klimwerk te laten wennen, voor we ze een halve dan wel hele Tour de France-etappe zouden voorschotelen. En aangezien we ons toch naar het volgende hotel moesten verplaatsen, konden we prachtig de tussenliggende Col de Tamié gebruiken voor de nodige gewenning.

De claim to fame van de Col de Tamié was volgens onze gids dat het de meest gebruikte trainingscol is ‘voor alle profs die in Albertville wonen’. Het aantal profs werd niet benoemd en de vraag is hoeveel dat er dan wel niet zijn, maar de klim zat ook in etappe 19 van de Tour de France in 2013, als derde col achter de Col du Glandon en Col de la Madeleine.

Een heerlijke opwarmklim was het, met zijn 9,8 kilometer à 5,8 procent gemiddeld. De hittegolf die op dat moment ook Frankrijk aandeed zorgde er wel voor dat zelfs dit klimmetje wat zwaar was, dus dan is voorzichtigheid altijd wel ‘n beetje geboden. Maar bovenop stond een heerlijke fontein waar je vers, koud drinkwater kon pakken. En; een duik in het meer van Annecy na afloop van de rit is ook een goede aanrader om lekker af te koelen, kan ik meegeven.

Croix Fry en Glières

Na de verfrissende duik en een diner in een visrestaurant met uitzicht over het meer, hadden we onze medefietsers Lars en Freek gedag gezegd. Zij zouden op donderdag voor dag en dauw vertrekken om de gehele tiende etappe uit de Tour de France te fietsen. Vijf cols, waarvan drie in de eerste categorie en één in de Hors Categorie (HC). Zo’n 160 kilometer met 4000 hoogtemeters. Voor het Tour de France-peloton slechts ‘een gewone bergrit’, voor elke amateur een flinke uitdaging.

De rest van het gezelschap zou dan ook alleen de eerste helft van die etappe doen. Na de Montée du plateau des Glières, op 70 kilometer in de etappe, zouden we terugdraaien naar Thônes. Een prima rondje met aan het begin de Col de Bluffy, de enige categorie-4-klim van die etappe. Met slechts twee kilometer echt klimmen voelde het niet eens als een Alpencol. Telt dus niet echt mee.

Kort erna kwam de Col de la Croix Fry. Een colletje van ruim 10 kilometer over iets meer dan 7% gemiddeld. Bovenop ligt een gezellig restaurant waar je goed kunt lunchen. Het was echt een heerlijk, geleidelijke klim, door een mooie bosrijke omgeving en daarom lekker koel in deze hittegolf. Alleen het stukje op zo’n vijf kilometer van de top, waar het een kilometer lang gemiddeld 10% was, zag er bij mij wat onelegant uit.

Het zou nog veel oneleganter worden. Op ‘de Glières’ zat er geen tempo meer in. Harken was het, vanaf de eerste kilometer. Deze HC-klim is dan ook zes kilometer met 11,2% gemiddeld. Shit, dacht ik bij mezelf, dit is eigenlijk helemaal niet leuk. Normaal gesproken vind ik klimmen, zolang het niet in wedstrijdverband is, erg leuk. Maar dit, nee, dit was puur en alleen afzien. Het enige wat ik doen om boven te komen was in traag tempo de bewegingen afwerken. Linkerbeen duwen, rechterbeen duwen, vloeiende beweging houden, linkerbeen duwen, rechterbeen duwen, vlakke stukjes weg opzoeken.

Eenmaal boven was het Tour-peloton slechts op de helft van de hoogtemeters die dag, voor mij zat het echte klimwerk er op de top gelukkig op. Na de laatste 300 meter van waaraf je de top kunt zien liggen, maar wat dan nog zo tergend lang duurt, nam ik onder het genot van een diabolo menthe de mooie omgeving in me op. De twee à drie kilometer grindweg die volgt en leidt naar het Monument National de la Resistance, is werkelijk prachtig. Het uitzicht is fenomenaal en er heerst een serene, bijna heilige rust hier. Niet onder woorden te brengen, slechts te begrijpen als je er zelf een keertje gaat fietsen. Een perfecte afsluiting om tot rust te komen na alle klimgeweld. Vanaf hier was het alleen nog maar bergaf naar ons herberghotel in Thônes.

Even tandje terug

Op onze laatste dag in Frankrijk stond eigenlijk deel twee van de tiende etappe op het programma – de negentig kilometers die Lars en Freek dus op donderdag al direct erachteraan hadden gedaan. In die negentig kilometer zaten nog twee cols van de eerste categorie: de Col de Romme en Col de la Colombière. Met de hitte en de reeds gedane inspanningen werd er echter voor gekozen om een alternatief rondje te nemen waarin we even een tandje terugdeden. Verstandig zijn is soms niet leuk maar wel… eh, verstandig.

In plaats van de oorspronkelijke plannen werd het de Col de Aravis, een zachtaardig klimmetje vanuit La Clusaz van acht kilometer lang en gemiddeld 5,6%. Als je op de top staat, zie je in de verte de Mont Blanc liggen, wat altijd een prachtig gezicht is. Je kunt er naar de andere kant weer naar beneden rijden, dan kom je uit in la Giettaz. Wij keerden echter terug naar La Clusaz voor een warme lunch, voordat we naar het vliegveld in Genève gingen om onze terugreis aan te vangen. Het fietsplezier was helaas alweer ten einde.

De treinreis

Die terugreis bleek uiteindelijk nog best een uitdaging. Vanwege een grote onweerstorm werden tien minuten voor we zouden opstijgen alle vluchten geannuleerd. De helft van ons gezelschap zat zelfs al in het vliegtuig, klaar om te vertrekken. Frustrerender dan dat kan bijna niet. En toen begon de hectiek. Nadat we onze bagage eindelijk hadden teruggevonden, hebben we in de lobby van een superdeluxe hotel (dan weer wel goed geregeld van easyJet!) twee uur lang gesurfd en gebeld om alle opties te bekijken, tot het eindelijk een treinreis werd de volgende ochtend vanaf het centraal station in Genève.

Na tussenstops in Biel, Basel en een extra in Freiburg, stapten we uiteindelijk op de ICE naar Amsterdam. Na deze lange aanloop hadden we in de ICE eindelijk een prettige coupé, eentje speciaal voor alleen ons gezelschap. We hebben heerlijk gewerkt, gelunchd en veel gepraat op de weg naar huis. De grote moraal van het verhaal is dan ook dat het eigenlijk met de trein nog best comfortabel reizen is. Met minder overstaps en hoge(re)snelheidstreinen is het zeker beter dan vliegen. Dus; de trein is absoluut een aanrader als je een trip naar de Alpen overweegt.

Dankwoord

Dit verhaal heeft een dankwoord nodig om af te sluiten, want deze mooie reis was niet mogelijk geweest zonder Martine van Atout France, Corinne van Savoie-Mont Blanc, de vriendelijke en gastvrije eigenaren van de drie hotels – alle stuk voor stuk enorme aanraders – en mijn reisgenoten Robert, Sander, Freek en Lars. Bedankt voor de vlotte coöperatie na de annulering van onze vlucht en de gezelligheid in de treinreis naar huis.

De laatste foto in dit bericht is gemaakt door Sander Fennema.

Handige links:
Atout France
Savoie Mont Blanc
Annecy Mountains
Evolution2 La Clusaz

Fietsvriendelijke hotels:
La Citadelle de Conflans, Albertville
Hotel du Parc – Manoir du Baron Blanc, Faverges
Auberge Du Fraizier, Thônes

Mobiele versie afsluiten