Site pictogram HET IS KOERS!

De Tour de France en de Eerste Wereldoorlog: De Slag om Passendale, Ieper III

Ieper, 9 juli 2014. De eerste renners demarreren weg vanonder de Rijselpoort in Ieper. Het peloton doorkruist in het eerste deel van deze etappe 2 maal het landschap waarop een collectief Brits trauma rust.  Als er een Brit zit bij de échappés, dan heeft hij gevoel voor historie. Maar dat kan ook gelden voor een Flamand. Een Fransoos wellicht. Een Canadees, een Australiër, of zelfs een Portugees. Ik heb geen weet van beroepsrenners uit India die in de voorselectie van de Tour zitten, maar ook dat zou passend zijn.

Eind 1914. Engeland kent geen dienstplicht. Nadat het beroepsleger in het eerste oorlogsjaar gedecimeerd is in Noord-Frankrijk en Vlaanderen, heeft Minister van Oorlog Lord Kitchener zijn hoop gevestigd op de vrijwilligers die massaal gehoor hebben gegeven aan zijn oproep. Om het aantrekkelijker te maken, worden de zogenaamde Pals’ Battalions opgericht; de mogelijkheid wordt geboden om als vriendengroep, collega’s, wijk of in ander verband te dienen in hetzelfde bataljon. En dus ontstaan bijvoorbeeld de Artists’ Rifles en the Stockbrokers’ Battalion.  Ook sporters laten zich niet onbetuigd. Zo gaat het volledige team van de profclub Heart of Midlothian F.C. uit Edinburgh samen met staf én supporters scheep naar het continent. Dit systeem kent wel een keerzijde: bij de soldatenverslindende slagen komen dus ook hele groepen Pals niet terug. De oorlog kost Heart vier spelers (drie op één dag; de eerste juli 1916 tijdens de Slag aan de Somme) en nog veel meer gewonden.

Ieper, voorjaar 1917. Al drie jaar lang staan de Britten tegenover de Duitsers in de zogenaamde Ieperboog. Verschanst op de heuvels ten noorden, westen en zuiden van de stad, hebben de Duitsers ongehinderd schootsveld op alle Britse troepenbewegingen in en rond Ieper. Sir Douglas Haig, de Britse opperbevelhebber, wil een einde aan deze situatie en bedenkt een plan dat de grote doorbraak moet betekenen. Hij wil naar het noordwesten uitbreken om Antwerpen en de Vlaamse zeehavens te ontzetten en tegelijk naar het oosten uitbreken om de Duitse troepen te omsingelen. Om de heuvels rond Ieper te winnen is iets bijzonders bedacht. Maandenlang is er door Britse mijnwerkers als mollen gegraven aan 24 diepe tunnels die over een front van 15 kilometer tot onder de Duitse verdedigingswerken voeren. Aan het eind van die tunnels zijn kamers gegraven die worden volgestouwd met explosieven. De Duitsers vermoeden wat er aan de hand is. Voortijdig ontdekken zij echter slechts één tunnel. Op 7 juni, om tien over vier in de vroege morgen, gaan gelijktijdig 19 mijnen de lucht in. De overlevering wil dat de ontploffing tot in Den Haag gehoord en gevoeld is. Vier mijnen ontploffen niet; eentje gaat in de jaren ’50 door blikseminslag alsnog de lucht in, de andere drie liggen nog ergens in de Vlaamse bodem.

De Duitsers worden letterlijk van de heuvels geblazen. Vervolgens vuren meer dan 2000 kanonnen op de resterende Duitse loopgraven. Achter de ‘creeping barrages’, een soort vuurwals, gaan 80.000 soldaten het offensief in. Na enige uren zijn alle doelen die voor de eerste dag zijn geformuleerd ook echt bereikt. Een ongekend succes. En dan stoppen de Britse troepen. Ze verzuimen om de Duitse wanorde uit te buiten en stoten niet door naar de overige Duitse hoogten maar graven zich in. Zeven kostbare weken gaan voorbij voordat de eigenlijke Derde Slag om Ieper, beter bekend als de Slag om Passendale, wordt gestart. In die zeven weken herstellen de Duitsers zich en beginnen als gekken drie nieuwe verdedigingslinies in te richten. In plaats van drie rijen loopgraven kort achter elkaar wordt gekozen voor verder uit elkaar liggende linies, in de tussenruimte voorzien van betonnen verschansingen.

Op 16 juli begint de ‘inleidende’ Britse artilleriebeschieting: in twee weken tijd worden meer dan vier miljoen granaten op de Duitse verdediging rondom Ieper verschoten. Op 31 juli start het offensief van de infanterie. Binnen het uur zijn twee dingen duidelijk: de Duitsers in de tweede en derde linie zijn niet uitgeschakeld en de miljoenen granaten hebben het slagveld tot moes omgevormd. De optrekkende infanterie loopt zich letterlijk vast in de modder. In het maanlandschap van de door de regen gevulde kraters loopt alles vast. De Ieperse klei wint het van iedere inspanning; het kost 6 brancardiers gemiddeld bijna een dag om een gewonde te evacueren. Duizenden verdrinken letterlijk in de modder. Kanonnen staan na een aantal schoten hulpeloos met de loop omhoog; het affuit door de terugslag diep weggezakt. De Duitse tegenstanders zijn van ondergeschikt belang; de Britten verliezen van het terrein en van het weer.

Veldmaarschalk Haig wil echter door. Hij legt alle rapportages en protesten van de commandanten die hij aanstuurt naast zich neer en beveelt keer op keer de aanval. Week na week, maand na maand. Onder een huilende Vlaamse hemel. Zelfs de Duitsers krijgen medelijden en staan bestanden toe om gewonden uit de modder te doen redden. Pas op 6 november nemen de Canadezen Passendale in, gelegen op 5 kilometer van het vertrekpunt op 31 juli. Deze strijd van drie maanden staat voor de Britten, Canadezen en Australiërs tot op de dag van vandaag symbool voor de waanzin van de Great War. De Slag om Passendale kost de legers van het Gemenebest 275.000 mannen en levert slechts een onverdedigbare uitbreiding van de Ieperboog op. Tijdens het Duitse voorjaarsoffensief in 1918 worden de troepen in drie dagen over dezelfde afstand teruggedrongen…

Ieper, 9 juli 2014. Het peloton is nerveus op weg in een belangrijke etappe want de Hel van het Noorden wacht. Maar eerst fietst het peloton twee maal door de ommelanden van Ieper. Ongetwijfeld komen de begraafplaatsen in beeld. Ze zijn ook niet te missen. Maar niet elke soldaat heeft zo’n graf gevonden. De landerijen rond Ieper bedekken nog vele tienduizenden die nooit gevonden zijn. Op Tyne Cot Cemetery tussen Zonnebeke en Passendale, de grootste Britse begraafplaats in de wereld, liggen 12.000 soldaten. In de marmerwanden om de begraafplaats heen de 36.000 namen van hen die na de Slag om Passendale nooit teruggevonden zijn. In Ieper zelf is er de Menenpoort. Deze poort, waaronder de plaatselijke brandweer nog elke dag om acht uur de ceremoniële Last Post blaast, markeert de weg die naar het slagveld voert. In de poort staan de namen gebeiteld van hen die in de eerste drie jaar rond de stad zijn gevallen en geen bekend graf hebben. Het zijn 54.896 namen. Eén van die namen: Korporaal Thomas Jepson Gascoyne, geboren in Engeland, geëmigreerd naar Australië, vrijwilliger in het Australian 21st Battalion, overleden op 4 oktober 1917 op 41-jarige leeftijd, wereldrecordhouder op de 25 mijl en de kwart mijl met vliegende start, wielrenner.

Mobiele versie afsluiten