Dirty Kanzelled in Drenthe

Het is drie minuten voor zes in de ochtend als een scholekster op het dak van de voormalige zuivelfabriek paniekeert. Met een schel geluid wordt een jonge steltloper gewaarschuwd. Het laatste overgebleven exemplaar van een nest van drie. Ook in Kolderveen laat moeder Natuur soms haar tanden zien.

In de schaduw van het fabrieksgebouw klikken twee mannen hun schoenen vast. Ze tellen hardop af. Vijf, vier, drie, twee, een. “Het is precies zes uur, nu, Let’s go!”. Er wordt geknikt. Als de scholekster opnieuw gilt, piepen twee fietscomputers terug. De handjes worden op het stuur gelegd. Hun Dirty Kanzelled is officieel gestart. Tweehonderd hele mijlen, onverhard dwars door Drenthe.

De een heeft uitstékend geslapen. Weliswaar met wat hulp van zeveneneenhalve milligram Zopiclon. De ander lag wakker vanaf het moment dat hij zijn hand over z’n blote bil liet glijden.

Wat? Een pukkel?

Er is opluchting. Het ongerief blijkt geen contact met het zadel te maken. De zon schijnt prachtig door het loof van historische eiken. Er worden “oh’s” en “ah’s” uitgewisseld. Er wordt voor het eerst gelachen. Geschater vol bravoure.

“Mijn mannelijkheid stond vanochtend eerder op dan ikzelf, dus ik ben in vorm!”

Bij de Johannes Postkazerne wordt de eerste gravelstrook aangevallen. Iets verderop, op het grindpad door het Holtingerveld, wordt de schade opgenomen: “Zeg, ben jij je nu al een van je bidons kwijt?” Er wordt gevloekt. Het begint warm te worden. Nu al.

Zonder glucose geen wilskracht. Zonder water geen leven. Dit betekent een extra stop. Misschien passeren ze onderweg nog een openbare begraafplaats. Daar is altijd wel een kraantje te vinden.

Loop je piepedood zo’n kerkhof op, kijk je even om je heen en je voelt je gelijk weer springlevend.
Wel de helm afdoen.

In Norg blijkt een bezoek aan de doden niet nodig. Tankstation Kregel heeft een buitenkraan. En Norg heeft gravel. Heel veel mooie gravel.

Een windstoppertje wordt opengeritst. Het fladdert rond. Er wordt gewaarschuwd. “Heb je die laatste podcast van Laurens ten Dam niet geluisterd? Dat kost je zo 40 watt.” “Ritsje dicht of jasje uit!”

Er gaat een jasje uit.

De een moet pissen. De ander doet ook een mislukte poging. “Moet je dit nou zien?” Gekke Geert staat er op de gebruikte lantaarnpaal geplakt. “Wereldberoemd” appt fietsmaat Geert nog geen minuut later terug vanaf een schip dat op dat moment de haven van Antwerpen aandoet.

“Hoeveel kilometer hebben we eigenlijk al gehad, vijfentachtig?”

“Ik kijk vóór 12 uur niet naar de afstand.”

“Voor 12 uur heeft dat écht geen zin!”

“Na 12 uur ook niet, hoor!”

De hel begint bij pannenkoekenpaviljoen Appelbergen. Kilometers mul zand die langs fris gesproeide kwekerijen lopen. Hier wordt er gezwoegd en gezwegen. De ene is stiekem jaloers op de 47mm banden van de ander. Die op hetzelfde moment in stilte scheldt op de eigenwijsheid van degene met 37mm banden: “waarom laat die stijfkop er geen lucht uitlopen, verdomme?”
Bij het ijsbaantje van Noordlaren draaien ze het geplaveide fietspad op. Asfalt is voor even het walhalla.

Bij winkelcentrum d’ Anloop in Annen wordt er gestopt. Er wordt op de kilometerteller gekeken. Voor het eerst.

“Nog maar 200 kilometer”.

Er wordt gehamsterd. Met gepaste afstand. Dat wel. Zes flessen water. ham-kaascroissants. Snickers. Appelkoeken.

Er wordt een fietscomputer opgeladen. 25 kilometer later blijkt ie een uur lang op pauze te hebben gestaan. “Verdomme, daar gaat mijn file!”

De route loopt kris kras door bewoond en onbewoond gebied. Waar nodig worden vakantieparken aangedaan. Zo ook Roompot’s Hunzepark in Gasseltenijeveen. Een man met nintendo-shirt blijft daar pontificaal op het pad staan. Ook als de fietsbel netjes geluid wordt.

“Jij mag best aan de kant gaan, hoor, anderhalve meter!”

“Ik mag staan waar ik wil!”

Er wordt gemompeld. “Eigenlijk had ik een bidon op zijn kop moeten slaan, had ik nu net zoveel bidons als jij hebt”.

Bij camping De Knieplanden in Zweeloo doen de buitenkraantjes het ook weer. Bidons worden gevuld. Met water en SiS Beta Fuel. De brandstof waarop Chris Froome in 2018 schijnt gereden te hebben tijdens zijn monsterontsnapping in de negentiende etappe van de Giro.

Er worden bidons agressief geschud.

De toverdrank blijkt bij de een prima te werken. De ander ziet de man met de hamer al bij Nieuw Balinge.

“Ik moet eten, verdomme, maar krijg er niks meer in”.

Er parkeert een zwarte BMW Touring Sport in de berm. “Jongens, ik heb koude cola voor jullie”. Vandaag blijkt de engel in de persoon van fietsmaat Henk gevaren te zijn.
Zonder brandstof, geen vervoer. Dat weet de algemeen directeur van een transportbedrijf als geen ander.

Er gaat een zweetshirt uit. En een sloot cola naar binnen.

“Jij was toch een Groninger?” Zegt de man met de beste benen. “Kop d’r veur, dan!”.

“Eerst nog wat eten. Broodje kaas, ofzo. En koffie”

Voor de schaapskooi van Ruinen gaat het rechtsaf een hobbelend graspad in. Langs Koekangerveld, naar Echten. Voor een finale van nog grofweg 70 kilometer.

Vlak achter Zuidwolde blijkt dat de liefde voor verlaten landweggetjes ook op een andere manier geconsumeerd kan worden. Terwijl de mannen wat verbaasd het hoofd van het meisje gelukzalig tegen het autoraam van de witte Ford escort zien glijden, duikt het hoofd van haar lief snel weer weg in haar schoot.

Een strook later ligt de ene met 37mm letterlijk naar zand te happen. “Het is nu toch wel eens afgelopen met dat kutzand, of niet?”, zegt ie terwijl hij over zijn pijnlijke schouder wrijft.

“Nu niet piepen, gast, over een klein uurtje heb jij een broodje in je klauwen met de dikste hamburger die er in Meppel maar te krijgen valt”.

“Black Angus. Mét kaas. Old Amsterdam!”.

Bort Hartog