De dood zat het Scheldepeloton op de hielen. Wielrennen is altijd een sport geweest waar relatief meer doden en zwaargewonden vielen dan veel andere sporten, maar zoals het de vijf uit het Scheldepeloton trof, is haast niet te bevatten. Schrijf het op als filmscenario en je krijgt het verwijt dat het te ongeloofwaardig is. Matthias M.R. Declercq houdt het in De Val bij de feiten en die zijn alleen al ijzingwekkend genoeg.

Het is rond 2000 als Iljo Keisse, Wouter Weylandt, Dimitri de Fauw, Bert de Backer en Kurt Hovelijnck samen een trainingsgroep vormen. Het zijn talenten uit Gent en omgeving. Samen trainen ze op het jaagpad langs de Schelde, richting Oudenaarde en de Vlaamse Ardennen. Ze hebben allemaal hun talenten. De Fauw en Keisse blinken uit op de baan, om Weylandt hangt een soort van kroonprinsenaura, Hovelijnck en De Backer zijn stille krachtpatsers.

Keisse en Weylandt, 2011

Zesdaagse
Een voor een groeien ze en zetten ze hun stappen in het profpeloton. De weg omhoog vanaf 2000 duurt maar zes jaar, dan slaat het eerste noodlot toe. Dimitri de Fauw wordt getroffen. In de Zesdaagse van Gent haakt het stuur van Isaac Galvéz in de zijne. De twee komen ten val. Galvéz raakt zo ongelukkig de balustrade dat hij de val niet overleeft. En daarmee wordt ook het lot van De Fauw bezegeld. Hij kan de dood van Galvéz niet verwerken, geeft zichzelf de schuld, raakt steeds dieper in een depressie en pleegt uiteindelijk na drie jaar ellende in 2009 zelfmoord.

Kurt Hovelijnck
Kurt Hovelijnck heeft altijd al de pech die hem achtervolgt. Zelfs bij het tafeltennis (batje tegen zijn hoofd) of het vissen (haakje in zijn lip) raakt hij gewond. En ook op de fiets valt hij enkele keren hard. Tijdens een trainingsritje gaat het echt fout wanneer een wiel blokkeert en hij hard op zijn hoofd valt. Het is te danken aan zijn trainingsmaatje Wouter Weylandt dat er snel een speciale ziekenwagen arriveert waardoor Hovelijnck het op het nippertje redt. Maar de tol is hoog. Een tijd leeft Hovelijnck zonder schedel omdat de druk op zijn hersenen zo groot is. Hij moet de hele dag met een helm rondlopen, zijn schedel ligt in de vriezer van het ziekenhuis. Eenmaal hersteld wordt hij nooit helemaal meer de oude.

WW108
Zeker niet wanneer zijn vriend, trainingsmaat en redder Wouter Weylandt in 2011 in de Giro overlijdt na een val. Het verhaal is bekend en wordt in De Val minutieus naverteld en gereconstrueerd met veel betrokkenen. Het zijn de bladzijden waarbij de tranen je in de ogen springen en het kippenvel op je armen verschijnt. Een val die niet had mogen gebeuren. En deze tragedie volgt nog na de dood van Frederiek Nolf, die in 2009 in zijn slaap overlijdt tijdens de Ronde van Qatar. Ook Nolf reed geregeld mee met het Scheldepeloton. En zo kenden ze ook allemaal Frank Vandenbroucke. In datzelfde jaar 2009 overlijdt hij.

Krassen
Je zou voor minder bij de pakken neer gaan zitten, maar Bert de Backer en Iljo Keisse rijden voort. De laatste zit ook nog eens een dopingschorsing uit waarbij in De Val overtuigend vraagtekens worden gezet. Mannen met krassen op hun ziel, die weten hoe relatief het wielerwereldje is.

Het is de verdienste van Declercq dat hij alle informatie zo goed wist te verzamelen. Er moet enorm veel werk in research en interviews hebben gezeten. Nergens heb je het gevoel dat hij iets heeft laten liggen. Ook de opbouw van De Val zit heel sterk en gedegen in elkaar. Hoogte- en dieptepunten volgen elkaar op. Iedereen krijgt de ruimte en Keisse wordt als grote naam en ‘overlevende’ de spil waaromheen uiteindelijk alles draait.

Te literair
Daarmee wordt het wel een flink boekwerk, 400 pagina’s, maar nergens voelt het te dik. En waarom is het dan geen vijfsterrenboek, geen hoogtepunt in de Nederlandstalige wielerliteratuur? Het verhaal heeft immers alles, het werk is goed gedaan. Dat komt omdat Declercq te hard heeft geprobeerd er literatuur van te maken. En daar schiet zijn stijl net te kort voor. Hij schrijft prima, maar het is geen Wieringa, Grunberg, Lanoye of Verhulst. Zo probeert hij wel te vaak te schrijven. Net als met een grap die net niet leuk genoeg is, is het ook met een stijl die net niet sterk genoeg is. Het slaat dood. Daarmee wordt het krachteloos en overbodig. Zo krijgt De Val een vlek op een prachtig werk. Onnodig, want waarom moet het zo nodig literair? Declercq had het prima afgekund met een wat minder bloemrijke beschrijving van de tragische gebeurtenissen. Het maakt het verschil tussen een geweldig boek, wat het had kunnen zijn en een mooi boek, wat het is geworden. De Val blijft een aanrader, een waargebeurde wielertragedie waar de littekens nog van te zien zijn in het wielerpeloton.

Alex van der Hulst