Het is februari, de wielerharten beginnen weer harder te kloppen. Terwijl sommige fanatici al sinds twee weken alle koersen in Australië en Zuid-Amerika op de voet volgen, begint het voor de meerderheid van de liefhebbers pas écht te kriebelen als selecties voor Omloop het Nieuwsblad bekend worden gemaakt. Nog 14 dagen. Met de Omloop voor de deur is dit dan ook een goed moment om de prestaties van Nederlanders1 in het voorjaar onder de loep te nemen.

Eerder schreef ik voor Het is Koers over de ‘Gouden Nederlandse Klassementsgeneratie‘ die op dit moment actief is het mannelijke profwielrennen. Over het grote aantal topprestaties geleverd door Gesink en co. in de drie grote ronden vanaf 2008. Voor mijn gevoel staan de prestaties van Nederlanders in het voorjaar minder in contrast met eerdere jaren dan het geval was met de prestaties in de grote ronden. Klopt dat ook als we naar de cijfers kijken? Of wordt dat gevoel veroorzaakt door een voorliefde voor de grote ronden en klassementsrenners? Zien we ook een succesvolle generatie actief in de voorjaarsklassiekers? Kan het succes van het afgelopen seizoenen als een doorbraak in de Nederlandse prestaties worden gezien? Of zijn Nederlanders al langere tijd succesvol?

Figuur 1: Nederlandse voorjaarswinnaars in 2018 en 2019

Om die vragen te beantwoorden wordt in dit artikel gekeken naar prestaties in 18 voorjaarskoersen, gereden van februari tot en met april. Binnen die 18 wedstrijden worden nog eens apart 11 klassiekers belicht en wordt afzonderlijk naar de prestaties in de 4 voorjaarsmonumenten gekeken (de monumenten behoren eveneens tot de klassiekers). Het gaat om de volgende wedstrijden, in volgorde van de wielerkalender 2020: Omloop Het Nieuwsblad (klassieker), Kuurne-Brussel-Kuurne, Le Samyn, Strade Bianche (klassieker), Nokere Koerse, GP de Denain, Milaan-Sanremo (monument), Driedaagse Brugge-DePanne, E3 BinckBank Classic (klassieker), Gent-Wevelgem (klassieker), Dwars door Vlaanderen (klassieker), Ronde van Vlaanderen (monument), Scheldeprijs, Parijs-Roubaix (monument), Brabantse Pijl, Amstel Gold Race (klassieker), Waalse Pijl (klassieker), Luik-Bastenaken-Luik (monument).2

Eerst worden de overwinningen bekeken, waarna we achtereenvolgens de podiumplaatsen en top-10 klasseringen van Nederlanders analyseren.

Vanaf 1990 achttien keer winst in de voorjaarsklassiekers

21 april 2019 is een dag om niet snel te vergeten. De overwinning van Mathieu van der Poel in de Amstel Gold Race van afgelopen seizoen was groots. Overwinningen van Nederlanders in grote eendagswedstrijden zijn zeldzaam, maar toch mogen we als Nederlanders niet klagen over de prestaties in recente jaren. Een overwinning in de Amstel was lang geleden, maar elke één à twee jaar valt er wel een overwinning van een landgenoot te noteren in één van de elf voorjaarsklassiekers. 18 keer in totaal, vanaf 1990.

Figuur 2: Aantal Nederlandse overwinningen per type koers en decennium

Tussen 2003 en 2011 was er echter een periode van droogte. Sebastian Langeveld won in 2011 voor het eerst een voorjaarsklassieker (de Omloop) sinds Steven de Jongh de E3-Prijs won in 2003. Daarmee heeft Langeveld de toon gezet voor een succesvol vervolg. Vanaf 2011 winnen Nederlands met meer regelmaat in voorjaarsklassiekers. De afgelopen tien jaar zijn daarmee een stuk succesvoller voor wat betreft overwinningen in klassiekers.

Figuur 3: Nederlandse overwinningen tussen 1990 en 2019

Als we iets uitzoomen en alle 18 genoemde voorjaarswedstrijden bekijken is er een minder duidelijk moment waarop het aantal overwinningen begon toe te nemen. Ook tussen 2003 en 2011 wisten Nederlanders namelijk bijna elk jaar één of meer voorjaarskoersen te winnen. De cijfers laten de laatste twee jaren wel een explosieve groei zien. In 2018 won 6 keer een Nederlander en in 2019 kwam zelfs 7 keer een Nederlander juichend over de streep. 6 overwinningen, dat is alleen eerder gelukt in 1981 en 1983 toen renners als Jan Raas, Hennie Kuiper en Gerrie Kneteman veel koersen wonnen. In 2003 zorgden Steven de Jongh (E3), Stefan van Dijk (Samyn), Mathé Pronk (Nokere Koerse) en Michael Boogerd (Brabantse Pijl) nog een keer voor 4 overwinningen, maar het aantal van 7 overwinningen van Mathieu van der Poel (4), Fabio Jakobsen (1), Cees Bol (1) en Dylan Groenewegen (1) in het voorjaar 2019 werd nooit eerder gehaald sinds 1967. Hierbij moet worden opgemerkt dat een tweetal wedstrijden pas later is ingevoerd, Strade Bianche wordt vanaf 2007 verreden en de Driedaagse-De Panne bestaat (het is echt waar) in ééndagsvorm vanaf 2018.

Figuur 4: Nederlandse winnaars in het voorjaar vanaf 2011

De Onvermijdelijke

Eén belangrijke naam voor de Nederlandse prestaties in de voorjaarskoersen van het afgelopen decennium is nog niet genoemd en is wel degelijk onvermijdelijk: Niki Terpstra. Terpstra is tussen 2012 en 2018 verantwoordelijk voor 7 van de 11 Nederlandse overwinningen, waarvan 5 (van de 6) keer winst in klassiekers en zelfs 2 (van de 3) keer winst in de voorjaarsmonumenten. En wat voor overwinningen. Zijn solo’s in Roubaix en Vlaanderen waren prachtig en hij heeft gezorgd dat er überhaupt iets te juichen viel in die periode. Daarmee is Niki dus overduidelijk en zonder twijfel de beste Nederlandse voorjaarsrenner van de laatste jaren.

Het was ook Terpstra die de ban brak voor een overwinning van een Nederlander in een voorjaarsmonument. Niki’s overwinning op de piste in Roubaix van 2014 was de eerste overwinning in een voorjaarsmonument sinds Servais Knaven in 2001 zegevierde in een natte editie van Parijs-Roubaix. Terpstra kreeg een stuk sneller een opvolger in Wout Poels. De Limburger zorgde in 2016 met zijn sprint in het regenachtige Luik voor een volgend monumentaal succes. Terpstra volgde twee jaar later Poels weer op en ook de overwinning van Terpstra in de Ronde van 2018 hoefde niet lang op opvolging te wachten. Bauke won dan wel niet in het voorjaar, maar die prachtige solo in de Ronde van Lombardije mag toch niet onbenoemd blijven. Dankzij Terpstra ligt het aantal Nederlandse overwinningen in voorjaarskoersen het afgelopen decennium hoger dan tussen 1990 en 2009. Daar mag hij alle credits voor te krijgen.

161 keer een Nederlander op het podium

Hoewel in de topsport alleen de overwinning telt, mogen in de eendagskoersen de nummers 2 en 3 mee het podium op voor bloemen, kussen en bier. Die podiumceremonie is iets wat vanaf 1990 ieder seizoen minstens twee keer een Nederlandse wielrenner meemaakte in één van de 18 voorjaarskoersen. 161 keer in totaal, waarvan 21 podiumplaatsen in een voorjaarsmonument. Het grootste aantal podiumplaatsen in die periode werd behaald in 1990 toen 13 keer een Nederlander bij de beste 3 in een voorjaarswedstrijd eindigde. In 1999 en 2004 lukt het Nederlanders ook nog om 10 of meer keer op het podium te eindigen. Na 2006 schommelde het aantal podiumplaatsen tussen 2 en 5 per voorjaar, totdat in 2018 en 2019 respectievelijk 8 en 9 podiumplaatsen werden behaald. Die recente stijging is dankzij het uitmuntende voorjaar van Niki Terpstra in 2018 (4 podiumplaatsen) en de 4 podiumplaatsen (allemaal overwinningen) van MVDP in 2019.

Figuur 5: Nederlandse podiumplaatsen tussen 1990 en 2019

De doorbraak van 2018 en 2019 is minder duidelijk zichtbaar in de podiumplaatsen in klassiekers en monumenten. De 4 podiumplaatsen in de voorjaarklassiekers van 2018 waren niet uitzonderlijk. Ook in 2015, 2004, 2003, 2001, 1999, 1992 en 1990 eindigde 4 keer of vaker een Nederlander op het podium in een klassieker. Ook het totaal aantal podiumplaatsen in de laatste 10 jaar is iets lager dan in de decennia 1990-1999 en 2000-2009. Wel valt op dat het aandeel podiumplaatsen in monumenten de laatste tien jaar een stuk hoger is dan de decennia daarvoor. Tussen 2010 en 2019 werd 9 keer een Nederlander gehuldigd in een monument ten opzichte van 6 keer in beide decennia daarvoor.

Figuur 6: Aantal Nederlandse podiumplaatsen per type koers en decennium

Er leek de laatste jaren een verdere stijgende lijn te zitten in de Nederlandse podiumplaatsen in voorjaarsmonumenten. Vanaf 2013 was het elk jaar wel één keer raak, maar in 2019 werd die reeks beëindigd. Mathieu van der Poel was na een fenomenale comaback dichtbij het podium in de Ronde van Vlaanderen, maar kon afgelopen seizoen nog geen podiumplaats in een monument behalen. Daarmee werd de afhankelijkheid van de geblesseerde Terpstra duidelijk. Het is namelijk Terpstra die verantwoordelijk is voor 6 van de 9 podiumplaatsen in voorjaarsmonumenten vanaf 2006. De eerder genoemde overwinning van Wout Poels (Luik, 2016), een derde plek van Maarten Tjallinghii (Roubaix 2011) en een derde plek van Sebastian Langeveld (Roubaix 2017) zijn de andere drie Nederlandse podiumplaatsen in de laatste 14 seizoenen. De vierde plaatsen van Lars Boom (Roubaix, 2015), Martijn Maaskant (Roubaix, 2008 en Vlaanderen 2009), Dylan van Baarle (Vlaanderen 2017) en Karsten Kroon (Vlaanderen 2007) verdienen nog wel een eervolle vermelding in dit rijtje.

De recente prestaties van Nederlanders komen overigens niet in de buurt van de prestaties in de jaren ‘80. Tussen 1977 en 1990 waren de prestaties van Nederlanders enorm goed. Jaarlijks eindigde tussen de 5 en 10 keer een Nederlander op het podium van een klassieker, en vaak 2 keer of meer op het podium van een voorjaarsmonument.

Nokereberg favoriete aankomst voor Nederlanders

Nederlandse mannen zijn tussen 1990 en 2019 het meest succesvol gebleken in Nokere Koerse. 24 keer wist een landgenoot bij de beste 3 te sprinten op de Nokereberg en 8 keer werd er zelfs gewonnen. Tussen 1996 en 2005 stond elk jaar één of meer Nederlanders op het podium na afloop van Nokere Koerse. De laatste twee jaar was dat ook het geval. De Scheldeprijs (18) en Amstel Gold Race (15) komen op de tweede er derde plek als het gaat om koersen met het grootste aantal Nederlandse podiumplaatsen tussen 1990 en 2019. In diezelfde periode was Luik-Bastenaken-Luik het meest succesvolle voorjaarsmonument met 8 Nederlandse podiumplaatsen. In De Hel van het Noorden was het aantal podiumplaatsen 7, in de Ronde 6 en in La Primavera moeten we al sinds 1989 wachten op een Nederlander bij de beste drie.

Figuur 7: Nederlandse podiumplaatsen per koers en decennium

Geen spectaculaire groei in aantal top-10 plaatsen

Voordat we definitief kunnen spreken van een succesvolle generatie, of de afwezigheid daarvan, kijken we ook nog naar de top-10 klasseringen. Hier wordt de analyse beperkt tot de voorjaarsklassiekers. Met 10 top-10 plaatsen in 11 voorjaarsklassiekers was 2019 een goed jaar voor de Nederlanders, maar niet uniek ten opzichte van eerdere jaren. Het aantal van tien top-10’s werd eerder gehaald in 2011 en 2014. Tussen 1998 en 2001 eindigde zelfs ieder jaar 12 keer of vaker een landgenoot bij de eerste 10 in een voorjaarsklassieker.

Figuur 8: Aantal Nederlandse top-10 klasseringen in klassiekers en monumenten

Voor wat betreft de top-tien plaatsen waren de Nederlandse prestaties in de afgelopen tien jaar niet zo succesvol als de twee decennia daarvoor. In de afgelopen tien jaar reed er 83 keer een Nederlander top-10 in een voorjaarsklassieker, tussen 2000 en 2009 gebeurde dat 96 keer en in de jaren negentig 86 keer. In de voorjaarsmonumenten zijn de prestaties vergelijkbaar tussen de drie decennia. In de afgelopen tien jaar reed 30 keer een Nederlander bij de beste 10 van een voorjaarsmonument, de tien jaar daarvoor 31 keer en tussen 1990 en 1999 27 keer. Daarmee is het dus wel zo dat de kwaliteit van de top-10 plaatsen, het aandeel topklasseringen in monumenten en opzichte van het totaal aan top-10 plaatsen, hoger is in de laatste tien jaar.

Het valt op dat tussen 1990 en 2009 de Amstel Gold Race de wedstrijd met de meeste top-10 plaatsen van Nederlanders was, in de laatste tien jaar werd het vaakst top 10 gefinisht in Dwars door Vlaanderen, gevolgd door de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix. Het blijken opnieuw de Italiaanse koersen waar Nederlanders weinig top klasseringen behalen; 6 in totaal tussen 1990 en 2019. De 5e plaats van Tom Dumoulin op de ‘witte wegen’ in 2017 is de enige recente top-10 plaats in één van de twee Italiaanse voorjaarsklassiekers. Max van Heeswijk is de enige Nederlander die in deze eeuw top-10 reed in Milaan-Sanremo, hij werd 5e in 2004.

Figuur 9: Renners met 2 of meer top-10 plaatsen tussen 2009 en 20193

Eenzaam aan de top

Een optelsom van de top-10 plaatsen per renner laat opnieuw de grote bijdrage van Niki Terpstra aan het Nederlandse voorjaarssucces zien. Met 21 keer een top-10 plaats staat hij op eenzame hoogte. Sebastian Langeveld en Bauke Mollema zijn de enige renners die in hun carrière ook 10 keer of vaker in de top-10 van een voorjaarsklassieker eindigden. Ondanks het uitblijven van die grote overwinning komt Lars Boom met 7 top-10 plaatsen toch hoog in het lijstje van Nederlandse voorjaarsspecialisten. De naam van Mollema in dit lijstje is wel opvallend, Het Tijdperk is de enige renner met een indrukwekkende bijdrage aan zowel Nederlandse klassements- als Nederlandse voorjaarsprestaties. Belangrijk om op te merken, Terpstra en Langeveld rijden al een volledig voorjaar vanaf 2007, respectievelijk 2008, en hun top-10 plaatsen zijn behaald verdeeld over 11 seizoenen. Teunissen (2015), Van Baarle (2014) en Van der Poel (2019) daarentegen rijden pas veel korter een volledig voorjaar, het valt dus niet uit te sluiten dat zij de komende jaren nog flink gaan stijgen in dit lijstje.

Het kan alle kanten op

Het lijkt een doorbraak. Het grote aantal Nederlandse overwinningen in de laatste twee seizoenen is inderdaad uniek. In vergelijking met eerdere decennia wint deze generatie Nederlanders iets vaker, en zijn de prestaties in monumenten ook iets beter. De lichte groei in het aantal podiumplaatsen en top-10 plaatsen blijkt echter minder uniek, daar is wel vaker een groei te zien tussen 1990 en 2019. Het aantal behaalde podiumplaatsen en top-10 plaatsen vanaf 2010 staat dan ook minder in contrast met de prestaties van de voorgaande decennia. Er lijkt dus minder sprake van een veel sterkere generatie dan bij de Nederlandse ronderenners. De recente prestaties in de klassementen van grote ronden staan in een groter contrast met prestaties in eerdere decennia en die prestaties worden door een grotere groep renners behaald.

Dus ja, de Nederlands prestaties van de afgelopen jaren waren erg sterk. En ja, de huidige actieve Nederlandse wielrenners fietsen regelmatig naar een goede klassering in het voorjaar. Maar nee, dat werd niet veroorzaakt door een ‘generatie’ sterke voorjaarsspecialisten. En nee, dit is niet iets wat we nooit eerder hebben gezien of er al een aantal jaren aan zat te komen. De overwinningen komen al seizoenen lang voornamelijk vooral voor rekening van Niki Terpstra. Mathieu van der Poel deed daar afgelopen seizoen weliswaar een schepje bovenop, maar met uitzondering van deze laatste twee blijven de podiumplaatsen van Nederlanders in de echt grote koersen nog uit.

Het kan dus alle kanten op. Komend jaar rijdt MVDP een groot aantal voorjaarskoersen (we kunnen niet wachten), en zal duidelijk worden of hij ook in monumenten voor Nederland kan gaan zegevieren. Wellicht valt er dankzij onze alleskunner zelfs weer eens te proosten op een mooie prestatie in Italië. Of de topprestaties de komende seizoenen breder gedragen gaan worden zal afhankelijk zijn van de ontwikkeling van talenten als Cees Bol, Nils Eekhoff en Bram Welten en positieve uitschieters van Mike Teunissen, Dylan van Baarle of één van de klassementsrenners. Wellicht dat in de toekomst topsprinters Groenewegen en Jakobsen zich gericht kunnen toeleggen op het klassieke werk en dan ook voor topklasseringen gaan zorgen in de vlakkere onder de voorjaarsklassiekers. Als echter blijkt dat Mathieu z’n beste seizoen op de weg al gehad heeft, en dat het Niki Terpstra niet langer lukt om aan de Nederlandse prestaties te blijven bijdragen, kan het ook zomaar zijn dat de opleving in het aantal mooie overwinningen snel weer tot een einde komt.

Ik hoop dat wij met onze oranje-harten kunnen blijven juichen de komende jaren en dat er nog vaak een unieke dag als 21 april 2019 te beleven valt. Nog x dagen en dan kan voor de wielerliefhebber 2020 echt beginnen.

Noten:

1 In deze analyse zijn alleen prestaties van mannelijke Nederlandse wielrenners meegenomen.

2De auteur staat open om aanpassingen en aanvullende analyses te doen in het geval dat iemand voorjaarskoersen mist of zich niet kan vinden in de gekozen indelingen.

3Robert Gesink en Karsten Kroon wisten ook voor 2009 al top-10 te rijden in klassiekers.

Bron statistieken: Procyclingstats

Daniël Herbers