Op een koude zaterdagmorgen in maart word ik in de auto gebeld door Hennie Kuiper. Ik begeef me in een buitenwijk van Enschede en Hennie vraagt zich bezorgd af of ik het kan vinden. De bezorgdheid is niet nodig – mijn TomTom brengt mij uiteraard overal – maar wordt wel op prijs gesteld. Even later sta ik voor de deur van mijn jeugdidool en schud ik hem de hand. Ik denk terug aan vroeger. Aan 36 jaar geleden om precies te zijn.
Ik weet het nog precies. Het was dinsdag 19 juli 1977, ik was nog maar 13 jaar oud. Mijn vader keek Tour de France. En ik keek mee. In Frankrijk was het bloedheet en ik zat thuis in het zwaar bewolkte Nederland. Mijn vader en ik keken ademloos toe hoe drie mannen zich in de hitte naar de top van de Alpe d’Huez worstelden. Een zwalkende Bernard Thevenet, met in zijn kielzog twee loerende Nederlanders. De soepel pedalerende Joop Zoetemelk en de enigszins hoekig rijdende Hennie Kuiper. Die dag werd ik bevangen door het wielervirus. Een niet te genezen virus. Met verhoogde hartslag keken mijn vader en ik naar de laatste pedaalslagen van Kuiper en het zegevierende gebaar aan de streep. Ik had intense bewondering gekregen voor deze kleine man en het liet me die dag niet meer los.
De bewondering zou beklijven. En leidde er eind vorige eeuw zelfs toe dat ik een fansite voor Hennie opzette. Ik was van mening – en ben dat nog steeds – dat een renner van het kaliber Kuiper een fansite behoort te hebben. Een digitaal eerbetoon. Er werd enthousiast op gereageerd, ook door Hennie zelf. En er was nog iemand die de website niet was ontgaan: Johan Grobbe, de man die verantwoordelijk is voor het clubblad van de Oldenzaalse Wielerclub O.W.C., de allereerste wielerclub van Kuiper. Hennie is al die jaren lid gebleven. Hij is uiteraard erelid. Het was Grobbe die de ontmoeting bij Hennie thuis regelde. Als iemand zoveel tijd en energie in een fansite stopt, redeneerde hij, dan moest het maar eens tot een echte ontmoeting komen bij Hennie thuis.
Het beroemde incident in Parijs-Roubaix bekeek ik destijds in mijn eentje in een rookkamertje van een kazerne ziekenverblijf (KZV) in Schaarsbergen. Ik had, als dienstplichtig hospik, weekenddienst. In de loop van de middag was er een belangrijke bespreking. Niemand mocht ontbreken. Alsof ik aanvoelde dat Hennie zou winnen, had ik voor mezelf een rechtvaardiging gevonden om de bespreking te laten voor wat het was. Hennie won en ik kreeg na afloop van de kapitein van dienst uiteraard een flinke uitbrander. Ik hoorde het onbewogen aan. Van binnen juichte ik. Zondag 10 april 1983 kon bij mij niet meer kapot. Daar kon een tierende kapitein met geen mogelijkheid verandering in brengen.
Niet veel later zit Kuipertje weer tegenover mij in zijn vaste fauteuil. Ik voel mij oprecht bevoorrecht. Ongeloof maakt zich van mij meester. Het voelt aan als een fanclubdag waarvoor ik als enige ben uitgenodigd. Hennie lacht om mijn opmerking. De man is nog even sympathiek en bescheiden als op die hete dag in juli 1977.
- Een fanclubdag waarvoor ik als enige ben uitgenodigd - 04/04/2013