HET IS KOERS!

Een zeiketappe als een ander

De Tour wordt niet alleen door de drie Klein-Brabantse fanclubs van Daniel Teklehaimanot gevolgd, maar ook door menig bekend persoon. Zij leggen in opdracht van Het is Koers tijdens het kijken naar de Tour hun diepste zielenroerselen bloot. Vandaag: Herman Brusselmans. 

Het belangrijkste principe in mijn bestaan van sigaretten, het uitlaten van mijn hond en af en toe op de kop kijken van Matthijs Van Nieuwkerk, is dat ik nooit in het gezelschap van een wielercommentator naar wielrennen kijk. Een mens zal dan niet gauw vergeten te eten en te drinken, maar naar de Tour kijken hoeft niet te vervellen tot een boksmatch tot ter dood om ter meeste Wikipediafeitjes over Massimiliano Lelli opsommen. Je ziet zo dat die Lelli op zijn minst driekwart lesbisch is, om dat te weten heb ik geen wielercommentator nodig.

Tegen andere mensen heb ik niet meteen een bezwaar zolang ze maar niet beginnen over de treurige lotgevallen van Eugène Christophe en zijn voorvork en José De Cauwer laten uitspreken. Het lukt me nu al heel mijn leven om dat principe niet te schenden. Dat doe ik door de deur voor wielercommentatoren toe te laten en niet-wielercommentatoren gemakshalve binnen te leiden. Zo stond op een dag Karl Vannieuwkerke voor mijn deur te schreien als een klein kind met de vraag of ik nog wat eten in huis had. Ik had helemaal geen zin om hem binnen te laten, maar ik zei: ‘Kom Karl, ik heb nog een in Holland klaargemaakt lunchpakket liggen.’ Daarna heb ik nooit nog iets van hem of een andere wielercommentator gehoord.

Ik zie eerlijk gezegd eerder een renner uit Eritrea de bolletjestrui dragen in de Tour dan dat daar verandering in komt. Een gevaarlijke uitspraak, maar een beetje schrijver zit niet om een beetje polemiek verlegen, al laat ik zo uitschijnen niet te weten dat Eritrea de bakermat van het wielrennen is. Het begon met de gebroeders Debesay in 1884. Die stichtten de in West-Vlaamse wielerquizmiddens befaamde wedstrijden Rund um den Finanzplatz Eschborn-Asmara City Loop en Assab-Asmara-Assab, wat de Italiaanse kolonisator plagieerde in eigen land en deed alsof het een uniek concept betrof. Die wedstrijden op Eritrese bodem werden al snel weer opgedoekt door de stijgende prijzen van het vee en de heerschappij van Mussolini die wielrennen iets voor wufte armoezaaiers vond en zelf zich alleen maar op gemotoriseerde tweewielers toonde. Je kan Mussolini dus wel de Cancellara avant la lettre noemen.

Nadien was in Eritrea het vet van de soep, het was een komen en gaan van om ter grootste labbekakken van dictators die nog liever graaiende, speculerende bankiers zouden volpompen met geld dan subsidies toe te kennen aan wielerwedstrijden, laat staan aan de eerste Eritrese wielerroman ooit die tot op heden nog steeds moet verschijnen. Een jammerlijke zaak, want zo zou er nooit nog iets van Eritrea in het wielrennen vernomen worden.

Ik krijg soms wel eens de vraag waarom ik me nog niet heb gebezigd met het schrijven van een wielerroman, in negen van de tien gevallen komt die vraag dan van studenten die denken hun diploma te behalen met het schrijven van een thesis over wielerliteratuur. In één van mijn onvolprezen meesterwerken Autobiografie van iemand anders wandelt ongevraagd Eddy Merckx mijn roman binnen. Ik liet dat toe op voorwaarde dat hij iets met een drol zou doen, want het is en het blijft wel Eddy Merckx, die weiger je niet zomaar. Het was toen ook 1996 en Eddy Merckx werd in het boekenwezen doodgezwegen. Na mijn roman is dat helemaal losgebarsten zodoende ik de tel kwijt ben hoeveel Merckxboeken er al gepubliceerd zijn.

De laatste wielerroman uit Vlaanderen die op iets trekt dateert uit 1934 en heet De run naar de eeuwige finaal, een uitgave van De Sikkel, maar zoiets wordt op de collegebanken niet meer gedoceerd. Als er nu al iets te lezen valt over wielrennen, is het vaak Hollands. Neem nu die ultrawielermaffiose boevenbende van Het is Koers. Het zou me niet verwonderen mochten hun semi-heroïsche praatjes een dekmantel zijn om de immer rechtschapen Patrick Lefevere te provoceren. Maar goed, wie heeft het nog niet aan de stok gehad met het geweten van Vlaanderen? Weerom een goeie vraag van mezelf. In afwachting van een antwoord steek ik nog een sigaret op. Weet je wie er ook nog reclame maakte voor sigaretten? Eddy Merckx. Die goeie oude Eddy. Nog maar de vierde sigaret in deze column, waarvan de eerste in beeld. Een diepterecord mede mogelijk gemaakt door allerhande gezondheidsgoeroes die mensen liever zien wegrotten ten gevolge van een quinoabosbessenmetmeloensmaaksapjesvergiftiging op basis van glutenvrije ketonen dan dat hun longen naar de tering gaan door een overmatige consumptie van tabak.

De vraag of ik ooit bijna wielrenner was, krijg ik minder vaak. Dan kon ik antwoorden dat de contractbesprekingen met Gewiss-Ballan al in een vergevorderd stadium zaten, maar dat mijn weelderige haardos bij mijn ploeggenoten bron zou zijn van jaloezie, nijd en neigingen tot het lezen van boeken van Dimitri Verhulst. Niet dat die toen al schreef, maar daaraan zag je wel hoe snel alles met epo gaat.

In plaats van te gaan fietsen, zet ik de televisie aan en zie dat het nog 65 kilometer is. Er rijden twee renners met een onuitspreekbare naam en een Limburger op kop van de koers. Een zeiketappe als een ander.

Mobiele versie afsluiten