Als je op vakantie in Frankrijk tijdens de Tour geen eigen satellietantenne meezeult ben je veroordeeld tot het ondergaan van een dagelijkse, urenlange lofzang voor le cyclisme français, op France 2 of 3.
Heb je een paar van die uitzendingen min of meer verteerd, dan is het pijnlijk helder: de Fransen houden eigenlijk niet van de koers.
De Fransen houden van Frankrijk. Van Franse overwinningen en van Franse helden. Van Franse kazen (al dan niet genoemd naar die helden). En van helemaal niemand anders.
Het duurt even voor je het aanvoelt. De buitenlandse wielrenners in de Tour de France, meer dan ooit uit alle hoeken van de wereld, zijn er niet om sportief gezellig te verbroederen met hun Franse collega’s.
De niet-Fransen zijn een noodzakelijk kwaad, nodige figuranten om de grandeur van de Franse natie te kunnen etaleren ten koste van mindere buitenlandse goden. Een buitenlander in een Franse ploeg is niet helemaal een Untermensch. Hoogstens een gewaardeerde huurling.
Buitenlanders die een rit winnen worden amper getoond in de nabeschouwingen.
Zeker niet als een Fransman iets bijzonders heeft gedaan in die etappe. Zoals het aaien van een hondje. Of het minutenlang rustgevend aan de klink van de medische assistentiewagen hangen.
De namen van buitenlandse renners worden nooit min of meer goed uitgesproken, het wordt ook niet geprobeerd.
Recente winnaars van grote en klassieke wedstrijden buiten Frankrijk zijn vaak nobele onbekenden tijdens het live commentaar.
Er zijn ongetwijfeld tijdperken geweest waarin die chauvinistische koersvisie niet belachelijk overkwam. Ten tijde van de verpletterende dominantie van Jacques Anquetil, toen zelfs de eeuwige tweede achter hem, Poulidor, een Fransman was. Tijdens de jaren van Hinault ook. En in sommige van de beginjaren van de Tour.
De dopingbekentenissen van Armstrong, zijn rivalen en vele anderen zijn een godsgeschenk voor het eerherstel van de Franse grandeur. Het kón immers niet, dat Frankrijk dertig jaar lang geen Tourwinnaar kon leveren. Dat viel enkel te verklaren door bedrog, diefstal en valsemunterij. Fransen kunnen énkel verliezen van valsspelers. En dankzij Oprah weten we dat het zo was. Lance, en later Jan, en Marco, en Michael hebben allemaal in de apothekerskast gewoond.
Die arme Franse renners hadden gewoon geen eerlijke kans gehad! Iedereen blij in Frankrijk. Le cyclisme français gered.
In 1998 brak het lange dopingepos echt los met de Festina-affaire. Flamboyante kopman van die ploeg: Richard Virenque.
Recente analyse van de bloedstalen van de Tour van 1998 bracht naar boven dat ook andere Franse renners positief testten op epo.
Daaronder ook weer een grote naam: Laurent Jalabert. Un héro de la Patrie. Een held des vaderlands.
De verklaring dat Frankrijk niets wist te rapen, tientallen jaren lang, zuiver door het bedrog van anderen: naar de prullenmand.
Tenzij Richard Virenque en Laurent Jalabert nooit echt zouden bekennen. Eerder iets binnensmonds mompelen over ‘andere tijden’ en ‘geen commentaar’.
Dan konden ze de chouchous van de natie blijven. Onbesmette helden. Coryfeeën die op France 2 en 3 de lofzang zingen voor al die krampachtige Fransen die uiteindelijk toch weer zullen teleurstellen. (Behalve vorig jaar, toen letterlijk tweederde van het podium wegviel.) En verstandige kritische vragen stellen bij de opmerkelijke prestaties van bepaalde niet-Fransen.
Het zit diep in de volksaard van de Fransen, die halve schuldbekentenis. Zoals het ‘Et alors?’ van François Mitterrand op de vraag over zijn buitenechtelijke dochter. Je bent in Frankrijk pas een bedrieger als je het zelf helemaal hebt opgebiecht en daardoor een onherroepbare daad stelt.
De rechten van de waarheid zijn altijd ondergeschikt aan de belangen van het Franse vaderland.
Zeker als er buitenlanders mee gemoeid zijn.
- Et alors? Ethiek met de Franse slag - 20/07/2015
- Jurgen Van den Broeck, stop met je chasse patate - 02/06/2015
- Sagan mist opvoeding - 17/05/2014