Omdat ik me nog te jong voelde voor een alpinopet en petanque op het dorpsplein, maar mezelf te oud achtte om twaalf uur per dag rond een pingpongtafel te rennen, had ik geëist dat mijn mountainbike een plekje zou krijgen tussen de zakken aardappels en ingeblikt vlees in de caravan. Fietsen zou ik, daar in de Auvergne.
Ik beklom die vakantie onder meer de Puy de Dôme. Waarschijnlijk is het nu nog steeds de langzaamste beklimming van de uitgedoofde vulkaan ooit, wandelaars inbegrepen. En dat zonder, zoals Eddy Merckx wel overkwam in 1975, door een rancuneuze Fransman in mijn lever geslagen te worden. Er was nochtans alle tijd voor. Wat ging ik traag. De Puy de Dôme is niet gemaakt voor jongetjes die het jaar erna zo veel mogelijk goedkope sangria door een rietje naar binnen proberen te slurpen.
Gelukkig was er ook nog de klim vlakbij de camping, naar het dorpje Nonette. Een ongeveer drie kilometer lange beklimming van een puist, met daar bovenop een kerk, wat huizen en een dorpsplein – uiteraard bevolkt door petanque spelende alpinopetten. Mur de Nonette, doopte ik ‘m na onze eerste ontmoeting.
Deze muur beklom ik iedere dag een keer, soms zelfs twee of drie keer. In het begin met elf kilometer per uur; drie weken later danste ik omhoog met streepjes die het getal veertien vormden op mijn kilometerteller. De enige getuige van die drie kilometer per uur extra in drie weken tijd was een dier. Aan het einde van de klim stond in een hellend weiland boven het asfalt een ezeltje, meestal bij zijn drinkbak, vlak naast een paal met daaraan bevestigd het roodomrande plaatsnaambord dat mensen erop moest wijzen dat ze op het punt stonden Nonette binnen te rijden.
De ezel en ik werden vrienden. In het begin vooral omdat hij voor mij symbool stond voor het naderende einde van de klim, meer nog dan het plaatsnaambord. De Mur de Nonette was geen Puy de Dôme, maar voor een zestienjarige die daarvoor alleen nog maar door de bossen rond Norg had gecrost, was het best een venijnig klimmetje.
Daarna groeide er écht iets moois tussen de ezel en mij. Als ik het zwaar had op het laatste stukje balkte de ezel een aanmoediging: ‘Iaaaaaaaaaaa, iaaaaaaa!’ Daaruit putte ik de kracht om nog even door te bijten. De alpinopetten waren niet ver meer. Ging het eens een dag wat gemakkelijker, dan zwaaide ik uitbundig naar de ezel. Hij bewoog dan kortstondig z’n oren en knikte bedenkelijk kijkend terug, als een wijze vriend die advies gaf: jongen, hou je handen nu maar aan het stuur in plaats van je zo uit te sloven, dat hoef je voor mij echt niet te doen. Soms keken we ook alleen maar even kort naar elkaar. Dat was dan genoeg.
Nu heb ik de ezel al zo’n dertien jaar niet meer gezien. Lang voor een vriend. Ik mis hem nog iedere dag. Waarschijnlijk is hij dood.
P.S. Dit verhaal is op generlei wijze een metafoor voor de zaak-Armstrong. Ik vind Lance geen ezel, en de meneer van het USADA evenmin (nou ja, die misschien dan toch).
- 22 Dingen die ik leerde van mijn deelname aan The Ride Dolomites - 27/09/2018
- Bakker Bauke - 12/07/2018
- 14 Dingen die ik leerde van mijn deelname aan de Maratona dles Dolomites 2018 - 08/07/2018