De laatste tien jaar is het zelfs traditie: ondergetekende plant een zwaar feestje de avond voor la Primavera zodat er de dag nadien rustig kan ingedommeld worden voor tv, met de stem van Michel Wuyts als ultieme wiegeliedje. De wekker staat rond vier uur om nog een Capo’tje of twee mee te pikken alvorens het in rotvaart naar de Poggio gaat. De perfecte luie zondag!
Maar de Ronde, dat is (of beter: was) anders. Dat was: voor de tv zitten om half twee. Vrouw en kinderen dan al het huis uit, want de Molenberg kwam eraan. De eerste schifting! De eerste gelosten! De eerste keer ‘beentjes testen’ van de groten! En vervolgens bleef je zitten, bang om iets te moeten missen. Een verse pint halen kon nog net. Pissen stelde je liever uit, tot je blaas echt op barsten stond. Want er was de Oude Kwaremont en de sprint ernaartoe, de Koppenberg waar de fietsers van de lopers werden onderscheiden, de Muur waar het superieure kaf afscheid nam van het inferieure en de Bosberg waar er nog een laatste keer splijtend gedemarreerd werd op kasseien (als iemand er nog genoeg asem voor had).
Helaas, die Ronde is verleden tijd. Sinds vorig jaar opgeofferd op het altaar van geld, commercie en professionalisering.
Dat de Nieuwe Ronde vorig jaar al op weinig of niks trok, werd quasi genegeerd omwille van de winnaar. De naam Tom Boonen maakte alles goed. Dit jaar is er opnieuw een droomwinnaar maar de koers zelf was opnieuw om een oog bij uit te bleiten. Een afvallingskoers zoals Milaan-Sanremo, waarbij je uren kon liggen dommelen om wakker te schieten bij de laatste passage over de Paterberg. Niemand die daarvoor durfde de knuppel in het hoenderhok te gooien, op Jürgen Roelandts na. Eén: omdat de koers te zwaar is. Twee: waarom gaan bij de eerste twee passages over Kwaremont of Paterberg als er nog een derde komt?
En dus bleef het in deze Ronde bij één, weliswaar fantastische, explosie van Spartacus. Meer was het niet. En dat is doodzonde. Laat Milaan-Sanremo volgend jaar maar weer in Italië doorgaan, en geef ons onze Ronde terug!