Wielerjournalist en waaiergoeroe Thijs Zonneveld voorspelde voor de rit zestig à zeventig procent kans op waaiers. Gianni Bugno, deskundige op het gebied van wielrennen en helikopters besturen, deed er nog een schepje bovenop: ‘Dit gebied is la terra dei venti, het land van de winden.’
De wielerfan wist genoeg. Wie zich ondanks het thuiswerkadvies op zijn werk bevond, kuchte een paar keer omstandig en snoot luid de neus, om vervolgens per direct thuis in quarantaine te gaan. Wie thuiswerkte, begreep dat dit dé dag was om cruciale inloggegevens voor werkmail pardoes te vergeten en – oeps, hoe kon dát nou gebeuren? – de werktelefoon op zestig graden te wassen.
Bij uw columnist verliep het leven even niet als gepland, met als resultaat dat er op 130 kilometer van de meet twee buurmeisjes op bezoek waren. De zesjarige zat iets te schilderen met heel veel roze – ze beweerde later dat het een geplette kangoeroe was – en de veertienjarige was zich hormonaal aan het afreageren door de badkamer te dweilen (‘Ik heb dit echt even nodig’). Opeens slaakte de columnist een vreugdekreet en riep: ‘Waaiers!’
De twee buurmeisjes kwamen hoopvol op de laptop afgestoven. ‘Wat gebeurt er?’ vroeg de oudste, met druipende dweil in de hand.
‘Het allermooiste van de wereld is aan het gebeuren!’ riep ik dolenthousiast.
De buurmeisjes keken wat verbouwereerd naar de laptop, wisselden een blik van verstandhouding en zetten zich weer aan hun belangrijkere bezigheden.
Een waaieretappe, een betere troost bestaat niet. Deze rit was als een prachtig geborduurd, knisperend en strak gestreken zakdoekje om de tranen om het afgelasten van Parijs-Roubaix mee te drogen. Ze waren werkelijk beeldschoon, de waaiers, al zullen de renners daar anders over hebben gedacht. Vooral Majka, Yates, Pozzovivo en Fuglsang (die door Damiano Cunego in de voorbeschouwing met overtuiging ‘Foelslang’ wordt genoemd, dus laten we dat erin houden) en alle renners die tegen de grond gingen, hadden vermoedelijk liever een suffe sprintetappe gehad.
Dat geldt ook voor de buurmeisjes. ‘Wil je nu kinderliedjes opzetten?’ vroeg de zesjarige op dertig kilometer van de meet, terwijl het peloton met vijftig per uur een weg met waaiergevaar op denderde.
‘Sorry, dat kan nu niet, ik moet dit kijken voor mijn werk,’ antwoordde ik zonder enige schroom.
Het buurmeisje keek ongelovig, haalde diep zuchtend de schouders op, pakte haar geplette kangoeroe en toog naar huis.
- Terug naar Namen - 20/12/2020
- Als een reiger over de toppen - 24/10/2020
- Muziek in de benen - 23/10/2020