HET IS KOERS!

Het fenomeen vluchtersgroep

Er waart een spook door de koers, het heet ‘vluchtersgroep’. In elke wedstrijd zien we het verschijnen, zeker nu etappes van kop tot staart worden uitgezonden. Wat mij opvalt is dat de vluchters hun vlucht steeds vaker succesvol afsluiten, dat wil zeggen dat een lid van de groep bij het passeren van de meet de handen in de lucht mag steken. Op zich is dat iets verheugends, een zware inspanning die zijn vruchten afwerpt. Het is David tegen Goliath, de kleine man tegen het grootkapitaal. Emotioneel is het ook, in het beeld van de laatste meters ligt opgesloten de noeste arbeid die al die tijd daarvoor is verricht. Taco van der Hoorn als ultiem voorbeeld, hoe sterk een eenzame fietser kan zijn, krom gebogen over het stuur, vechtend tegen de oprukkende hongerige wolven van het peloton.

En toch beklijft bij mij het gevoel van een afknapper.

Tim Krabbé schrijft ergens over de kopgroep als de overgebleven reddingsboot na een scheepsramp. Verloren op zee, maar vastberaden om eendrachtig het vaste land te bereiken. Ja, dat roept een heroïsch beeld op, maar dat is bij mij toch een gemankeerd beeld. Die reddingsboei is zeker in het rondewerk geselecteerd, het is een groep bevoorrechten, waar de achtergeblevenen in het peloton zich niet al te druk om maken.

Het grote pak werpt hooghartig een aalmoes naar deze uitslovers. Laat maar gaan, dat zootje ongeregeld. Het zijn gevangenen die even mogen luchten. Vaak zit er nog de sprokkelkoning van de bergpunten tussen. De vluchters pakken het ook steeds professioneler aan. Vaak hebben ze hardrijders in de gelederen die zich compleet opofferen voor de ‘uit te spelen’ ploeggenoot in de kopgroep.

In de etappe naar de Zoncolan bijvoorbeeld: tijdrijder Affini van Lotto Jumbo die zich de longen uit het lijf fietst, om maar met minimale bonus (of voorgift, dat woord zegt genoeg) aan de voet van de slotklim te komen. Klus geklaard! Daarachter op ‘tevele’ minuten zitten de tenoren in het peloton. De Astanas doen het kopwerk, kopman Vlasov heeft ambities. Ze gaan voluit, maar tegen dat beulswerk van de Jumbo-knecht kun je natuurlijk niet op.

Soms, maar steeds minder vaak, zet het peloton de zaak nog recht. Als de sprintersploegen hun kans op een dagzege niet voorbij willen laten gaan. Of als de mannen van het GC op zoek gaan naar prestigieuze dagwinst, hetgeen te prijzen valt. Soms wil de man in de leiderstrui ‘de puntjes op de i zetten’. Opvallend, het eerste komt vaker voor dan het eerste. Dagwinst telt minder voor de GC-lui dan voor het sprintersgilde. En dat vind ik natuurlijk jammer.

Vooral de bergetappes worden gedevalueerd. Dat vluchters een lange neus kunnen trekken naar de vadsigheid van het sprintersechelon vind ik juist wel mooi.

Waarom er minder interesse is voor etappewinst bij de grotere renners, de klimmers zeg maar, begrijp ik ook wel. Die vluchters rijden kneiterhard door, en zelfs met calculators in de hand kost het veel ‘mannetjes’ om de vlucht weer in het gareel te krijgen.

En dus vind ik het devaluatie van de koers, de berg- of heuveletappes die ik rood omcirkeld heb in mijn agenda. Alles kan ik verdragen behalve jonge sla in de maand mei, en dit. Met alle respect, het is 2e garnituur waar ik naar zit te kijken. Natuurlijk zijn dat ook klasbakken, het zijn allemaal klasbakken, wat heb ik te zeuren vanuit de luie zetel. Maar zoals gezegd, de vluchters zijn geselecteerd, het zijn de uitverkorenen van de dag, met een vrijkaartje, omdat ze ongevaarlijk zijn voor de GC. (In de laatste week zie je dan dat er ook gepanikeerd wordt in het peloton als er iemand in de kopgroep zit die een virtuele bedreiging vormt voor een plaatsje in de top10.)

Het voelt alsof ik naar een filmvoorstelling of een concert ga, en de hoofdact geeft forfait. Een B-bandje dat ook mooie muziek maakt, maar het programmaboekje beloofde mij meer. Het is een voorfilm, een trailer, een support-act, die er echter wel met de bloemen van de dag vandoor gaat. Door het slachtveld is het daarna ook soms moeilijk vast te stellen hoe het de hoofd-act (de tenoren van het algemeen klassement) vergaat.

Ik wil een wedstrijd zien waar de grote jongens het verschil maken, het kaf van het koren scheiden, met het peloton uit elkaar geslagen op basis van de fysieke (en mentale) waardeverhoudingen, resulterend in een uitslag die die verhoudingen respecteert.

Verbaast mij telkenmale waarom het voor een commentator zo moeilijk is om vast te stellen dat een koers tegenvalt, teleur stelt, of spankracht mist, voor die dag althans. Heeft dat met de adverteerders te maken, dat de toon altijd positief moet zijn, uit angst voor daling van de kijkcijfers? Het lijken de kleren van de keizer. Recensies over boeken of theatervoorstellingen zijn vaak veel kritischer, eerlijker dus.

Of zie ik het verkeerd, is koers altijd leuk? Eerlijk gezegd denk ik: koers kan niet altijd leuk zijn, maar geef dat dan toe. (De schrijvende pers slaat vaker de toon van de nuance en de kritische kanttekening aan.)

José De Cauwer maakt van zijn hart geen moordkuil. Als het dan tegenvalt zegt hij ‘het is alsof je naar een feestje gaat met veel verwachtingen, en dan valt het vies tegen met shit discomuziek’. (Ik parafraseer in eigen bewoordingen.)

Wat ik nu vooral hoop is dat de winnaars van deze vluchtersetappes zich ontpoppen tot kampioenen, dat ze bevestigen wat ze kunnen. Taco van der Hoorn bijvoorbeeld, ik gun het hem van harte. Of die hartverwarmende Fortunato, dat het geen eendagsvlieg is, maar dat ie nog regelmatig terugkeert als een vaste zomergast. Waarvan je dan later zegt: weet je nog die eerste keer, toen zagen we al een glimp van de klasse van deze renner. Ik hoop dat het zo gaat, want dan heb ik toch maar mooi zijn eerste verschijning aan het firmament meegemaakt.

En ze zitten ertussen het soort koersen waar ik naar verlang, in het eendagswerk zeker (logisch: daar is geen GC).

Daar laaf ik me aan, en dan ben ik weer tevreden gesteld. Ben ik weer koest, terug in het hok, het vet van mijn soep.

Mobiele versie afsluiten