Opeens voelde ik het. Of ik zag het, dat weet ik niet precies; het kan van beide wat zijn geweest. Het gebeurde op een maandagmiddag op de fiets. Het weer was aangenaam, zonnig, maar het licht was anders, zachter dan het licht van de maanden daarvoor. Het was de aankondiging van een andere tijd, een nieuw seizoen. Langs de Vuelta, het WK en de ronde van Lombardije heen was de herfsbok al te ruiken en kondigde de eerste cyclocross zich weer aan.

Ik houd van het najaar, vooral vanwege dat licht. Het is zacht en draagt een bepaalde ontspanning met zich mee. Het werk zit erop, de oogst is binnengehaald, nog heel even genieten voordat het winter wordt. Lange schaduwen, stervend blad, de avond die steeds vroeger valt, een leven dat steeds meer naar binnen raakt gekeerd.

Najaarslicht. Geen licht waarin normaal gesproken een Tour verreden wordt. De Tour gedijt bij een hard en niets verhullend licht. Het groen op de velden verdort door de zon, nog niet door de tijd.

De Tour, het absolute hoofdnummer van het wielerjaar, de meest commerciële film, vertoond in de allergrootste zaal, op de top van de parabool. Daarna verspreidt het publiek zich weer, richting bescheidener podia waarop de kleinere producties worden getoond. Subtieler werk, beelden gehuld in een ander, vaak meer kunstzinnig licht.

De Tour, massa is kassa, is een beetje goedkoop, soms zelfs wat ordinair. Het volk in campingsmoking langs de weg, half naakte meelopers in de afgeladen theaters naar de top.

Maar deze Tour lijkt anders, een ingetogen show. Misschien wel vanwege dat zachtere licht. Maar het kan ook zomaar iets van bezinning zijn. Hoewel dat laatste mij eerlijk gezegd nogal onwaarschijnlijk lijkt.

Hoe dan ook; ik vind dat het najaar de Tour goed staat. Meer ontspannen, iets meer exclusief. En misschien is het geen toeval dat juist in deze Tour het peloton door het decor van wielerroman De renner wordt gevoerd. Het meesterwerk van Tim Krabbé dat nog altijd door de echte wielerliefhebber wordt verslonden.

Joost-Jan Kool