#Jesuiswilco. Ik ben Wilco. Wilco Kelderman dus.

Nee, dit stukje gaat niet wéér over de Giro d’Italia. Dat echec is al lang en breed vergeten (niet vergeven), zeker nu Wilco zijn heil elders heeft gezocht. Ik bedoel het letterlijk: ik ben Wilco. Of Wilco is Sander. Kan ook. Gewone Hollandse jongens, dat zijn wij. Aardige knullen, type boy next door.

Niks mis met ons.

Er was een tijd in mijn leven – grofweg vanaf mijn geboorte tot een paar maanden geleden – dat ik meer van het platte vermaak was. Van het ouderwetse sterrendom, de glitter en glamour, de blinde adoratie. Als jochie draaide alles om San Marco. Toen ik eenmaal uit het ei was en wist dat voetballers mietjes zijn, kwamen er posters van Bernard Hinault, Franck Vandenbroucke en Andy Schleck aan de muur in mijn mancave.

(Dat laatste is dichterlijke vrijheid. Ik heb geen mancave. Nooit gehad. En ook geen posters van renners. Mocht niet van mijn vriendin.)

Ik ging geschiedenis studeren, las vuistdikke romans en biografieën van obscure dichters en liep in een lange zwarte jas de existentialist uit te hangen. Iets later kreeg ik een relatie, kocht een huis en een Toyota, maakte twee kinderen en besloot tot de aanschaf van een bungalowtent.

Al die tijd droomde ik in het geniep over de snelle auto’s van Andy, de Breitling-horloges van Julian, de eindeloze branie van Peter, en – natuurlijk – over de mooie vrouwen van alle drie.

Seks, drank en drugs, overal schijt aan hebben en toch grote koersen winnen. Ik wilde ook zo zijn.

Terwijl: ik kom uit Uden.

Het besef daalde afgelopen herfst plots in. De koers is geen podium voor popsterren. Ronaldo zou huilend afstappen aan de voet van ieder viaduct. Tegenwind. Haar in de war. Wilco is de koers. Bewonderenswaardig stoer, gehard en atletisch én tegelijk bewonderenswaardig gewoon en bereikbaar. Zie hem gaan, in de tijdritten van de giro. Als in brons gegoten zit hij op de fiets, onbeweeglijk, alleen de lange benen malen met machinale souplesse door en door en door. En zelfs moederziel alleen gelaten door jan-en-alleman (en vooral door zijn eigen ploeg), bedwingt hij stijlvol Europa’s zwaarste cols. Een lust voor het oog. Pure klasse.

Wat. Een. Renner.

En dan, na de koers: de piekhaartjes, het piepstemmetje, handtekeningetje hier, praatje daar. De volstrekt unieke alledaagsheid van Wilco. Herkenbaar. Haalbaar ook.

Zelfs voor iemand uit Uden.

Ik ben Wilco. Of andersom. Kan ook. Hoe dan ook: ik ben fan. Hup Wilco, de gele trui in Parijs wacht op je komende zomer.

 

 

 

 

Sander Peters
Laatste berichten van Sander Peters (alles zien)